Bij de intensieve veehouderij zullen de ecologische gevolgen voor het milieu en de landschappelijke inpasbaarheid steeds worden beoordeeld. deling van ecologische aspecten voor ammoniakemissies, afkomstig van vee houderijen. Sinds 1981 dient het gemeentebestuur bij de beoordeling van een aanvrage van een hinder wetvergunning ook rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen in het gebied waar de inrichting gelegen is of zal zijn. De toekomstige ontwikkelingen moeten wel met een zekere mate van waarschijnlijkheid binnen afzienbare tijd plaatsvinden. Duur van de Hinderwetvergunning De vergunning wordt in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. De wet biedt het gemeentebestuur de mogelijkheid om een tijdelijke vergunning te geven, indien niet met voldoende zekerheid over de te verwachten schade of hinder of het te verwachten gevaar geoordeeld kan worden of de inrichting een tijdelijk karakter draagt. Aan een hinderwetvergunning kunnen voorschriften verbonden worden die nodig zijn in het belang van het voorkomen of beperken van gevaar, schade of hinder buiten de inrichting. Een hinderwetvergunning vervalt wan neer: a. de inrichting drie jaar na het ver lenen van de vergunning nog niet in werking is gebracht; b. de inrichting gedurende drie jaren achter elkaar niet gewerkt heeft; c. de inrichting verwoest is; d. gedurende zes achtereenvolgende maanden een bevel tot sluiting voor de inrichting van kracht is geweest. Sancties Indien een inrichting zonder de vereiste vergunning of in strijd met een ver leende vergunning in werking is, is het bevoegd gezag verplicht aan degenen die de inrichting drijft, te bevelen de in richting te sluiten. Zolang een dergelijk bevel geldt, is het verboden om de in richting in werking te houden. De in richting en/of hetgeen zich daarin bevindt kan worden verzegeld en/of verwijderd. Zonodig kan daarbij poli- tiedwang worden toegepast. Het bevoegd gezag kan ook een dwangsom opleggen voor iedere dag dat een inrichting zonder de vereiste vergunning of in strijd met een ver leende vergunning in werking is. Het opleggen van een dwangsom kan echter alleen maar indien dat met het oog op de betrokken overtreding passender is dan de sluiting en het be lang van het voorkomen of beperken van schade zich daartegen niet verzet. De dwangsom bedraagt ten hoogste tienduizend gulden per dag. Tegen het bevel tot sluiting van de in richting en het opleggen van een dwangsom kan beroep worden in gesteld bij de Afdeling geschillen van bestuur van de Raad van State. De Hinderwet kent ook strafbepalingen. Het in werking hebben van een inrich ting zonder vergunning is strafbaar gesteld. Handelen in strijd met een aantal bepalingen van de Hinderwet valt onder de werking van de Wet economische delicten. Op grond daar van kunnen - naast geldboeten - bijko mende straffen en maatregelen van toepassing verklaard worden zoals ver beurdverklaring, onder bewindstelling van de onderneming, de verplichting om genoten voordeel terug te betalen. Recente ontwikkelingen Eind jaren zeventig is een onderzoek gedaan naar de naleving van de Hin derwet. Hierbij bleek dat ongeveer de helft van de inrichtingen niet de vereiste vergunning bezat. Tevens werd echter geconstateerd dat die helft weinig of geen overlast veroorzaakte. De uitkom sten van dit onderzoek zijn aanleiding geweest om bij de wijziging van de Hin derwet in 1981 de mogelijkheid in het leven te roepen om de eis van een hin derwetvergunning per inrichting te ver vangen door een algemene maatregel van bestuur (amvb) voor een gehele bedrijfstak. Een aantal van dergelijke amvb's is reeds in concept in de Staatscourant gepubliceerd. Een voor beeld daarvan is de ontwerp-amvb voor het bewaren van dunne mest in bassins (Besluit mestbassins Hinderwet). De eerste amvb's zijn inmiddels in werking getreden. Bakkers en slagers behoe ven bijvoorbeeld sinds 1 januari 1988 geen hinderwetvergunning meer aan te vragen. Een eenvoudige melding is vol doende. Naar het zich thans laat aanzien zal er binnen afzienbare tijd een dertigtal van dergelijke amvb's tot stand komen. De amvb's hebben be trekking op gelijksoortige bedrijven die weinig of geen overlast bezorgen en waarvoor bovendien standaard-voor schriften zijn op te stellen. Deze voor schriften kunnen door het bevoegd gezag niet worden aangescherpt of ver soepeld. Het ligt niet in het voornemen om amvb's te maken voor bedrijven, die een individuele benadering vragen, ook al zouden standaard-voorschriften mogelijk zijn. Bij de intensieve vee houderij zal bijvoorbeeld steeds geke ken dienen te worden naar de ecologi sche gevolgen en de landschappelijke inpasbaarheid, mede in relatie met an dere soortgelijke bedrijven in de omgeving. Een amvb is uitsluitend bedoeld voor de normale gevallen, die gelet op de aard van het bedrijf, omvang, omgeving en dergelijke weinig of geen hinder veroorzaken. Voldoet een inrichting niet of niet meer aan de standaardvoorschriften, die in de amvb zijn gesteld, dan zal een hin derwetvergunning moeten worden aan gevraagd. Degene, die voornemens is een inrich ting in werking te stellen die onder een amvb valt en voor welke inrichting het dus niet meer vereist is een hinder wetvergunning te hebben moet hiervan kennis geven aan het bevoegd gezag, de regionale inspecteur van de Volks gezondheid en het districtshoofd van de Arbeidsinspectie. Voor een bestaan de inrichting behoeft geen melding te Vervolg op pagina 27

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 23