In financieringsbeleid terdege rekening houden met Hinderwet Strengere aanpak overheid Waar mensen samenwonen en -werken kunnen ze elkaar overlast bezor gen. In een geordende samenleving ontstaan dan regelsdie beogen die overlast te voorkomen of te beperken. Voorzover die regels betrekking hebben op het voorkomen o f beteugelen van stank, lawaai en verontreiniging, kan men spreken van milieuregels. Al vroeg in de 19e eeuw kwamen regelingen tot stand, die tot doel hadden hinderlijke activiteiten tegen te gaan. In 1810 werd bijvoorbeeld een Keizerlijk Decreet uitgevaardigd dat betrekking had op 'Manufactures et Ateliers qui répandent une odeur insalubre ou incommode, dont la formation ne pourra avoir lieu sans une permission de I Autorité administrativeOok toen was er blijkbaar al sprake van stankoverlast. Ook in de loop van de 20e eeuw zijn regelingen getroffen die gevaar, schade of hinder zoveel mogelijk beogen te voorkomen. De bekendste regeling is wel de Hinderwet, die dateert van 1952. De Hinderwet is sinds dien diverse keren gewijzigd, het laatst in 1981. Naast de Hinderwet kennen we nog een aantal wetten van recentere datum, die gekarak teriseerd kunnen worden als milieuwetten. Voorbeelden hiervan zijn: de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Interimwet Bodemsanering, de Wet geluidhinder en de Afvalstoffenwet. De oude Hinderwet neemt nog steeds een belangrijke plaats in de milieuwetgeving in. Bijna alle bedrij ven in Nederland vallen onder de werking van deze wet. Bovendien voert de overheid de laatste jaren een actief beleid bij de toepassing en hand having van de Hinderwet. e Hinderwet beoogt de sa menleving bescherming te bieden door regels te stellen aan inrichtingen, die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Men denke hierbij aan ontploffingsge vaar, stank, lawaai, rook en dergelijke. Bij de wijziging van de Hin derwet in 1981 is bovendien nadrukke lijk een betere bescherming van het milieu als doelstelling van de wet naar voren gebracht. De Hinderwet bepaalt dat het zonder vergunning verboden is inrichtingen op te richten, in werking te hebben of te wijzigen, die daarbuiten gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. De wet gever heeft bij het begrip inrichting niet alleen het oog gehad op gebouwen, maar ook op opslagplaatsen, stortplaat sen, bewaarplaatsen en dergelijke. Het Hinderbesluit, een uitvoeringsbesluit op basis van de Hinderwet, wijst bijvoor beeld als inrichtingen, welke daarbuiten gevaar, schade of hinder kunnen ver oorzaken aan: inrichtingen waar een elektromotor met een vermogen groter dan 1,5 kW wordt gebezigd: inrichtingen bestemd tot vervaardi ging, verwerking en bewaring van ont plofbare stoffen; inrichtingen bestemd tot het bakken in oliën en vetten van voedings- en ge notmiddelen; inrichtingen waar bewaring, bewer king, verwerking of vernietiging van mest en meststoffen plaatsvindt met uit zondering van inrichtingen waar uitslui tend mest of meststoffen worden be waard, bewerkt, verwerkt of vernietigd van dieren, die in de inrichting zelf wor den gehouden; inrichtingen bestemd tot het bedrijfs matig houden van mestkalveren, mest- stieren, varkens, paarden, dieren om te pelzen, pluimvee en konijnen. Mr. W. H. G. A. Filott Juridische Zaken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 21