Europese Top van het investeringsklimaat', aldus Wijf fels, die concludeerde dat 'dit produkt uit de jaren '70 niet bestand is geble ken tegen de jaren '80.' Tijdens de Europese Top, die op 11 en 12 februari in Brussel werd gehouden, is door de regeringsleiders van de lid staten overeenstemming bereikt over beheersing van de landbouwuitgaven, verhoging van de steun aan armere re gio's en verhoging van de contributies. De beheersing van de landbouwuitga ven wil men realiseren door het hante ren van de zogenoemde stabilisatoren, dat wil zeggen automatische prijsverla gingen als de produktie een bepaalde limiet overschrijdt. Het produktieplafond voor de graansector is vastgesteld op 160 miljoen ton. Aan het begin van elk verkoopseizoen wordt bovendien een voorlopige, extra medeverantwoorde lijkheidsheffing opgelegd van maximaal 3% om de kosten van de overschrijding te helpen dragen. Blijkt nadien dat de produktiedrempel niet of met minder dan 3% overschreden is, dan volgt een evenredige teruggave (of korting op de heffing het jaar nadien). Daarnaast zijn produktieplafonds vast gesteld voor koolzaad, erwten en bo nen, soja en zonnebloemolie. De lidstaten zijn verplicht om een rege ling in te voeren die agrariërs op vrijwil lige basis de mogelijkheid biedt 20% van hun akkerbouwgrond gedurende minstens vijf jaar uit produktie te ne men. Hiervoor zullen zij een, door de Commissie vastgestelde, premie krij gen die hun inkomensverlies (deels) compenseert. Deze premie kan maxi maal 600 ECU (f 1 440) per ha bedra gen. Minstens de helft van deze premie zal door de nationale overheid betaald moeten worden. Met behulp van dit braakleggingspro gramma en de voornoemde stabilisato ren moeten de landbouwuitgaven in 1988 beneden 27,5 miljard ECU blij ven. Daarna mogen de landbouwuitga ven slechts toenemen met 80% van de totale inkomensstijging in de EG. Er is eveneens een akkoord bereikt over de verhoging van de eigen midde len van de EG. Naast de douanerech ten en de heffingen bij invoer van land- Het is deze maand honderd jaar geleden dat Raiffeisen overleed. Aan dit feit wordt met name in West-Duitsland nogal wat aandacht besteed in de vorm van herdenkingen, congressen en publikaties. Die aandacht lijkt me terecht. Weinigen is het gegeven zo duidelijke sporen na te laten als deze man. Zijn ideeën en daad kracht werken tot op de dag van vandaag op een zeer praktische wijze door in het leven van velen. Het succes van de coöperatieve beweging in vele landen is het bewijs van de relevantie en levenskracht van zijn opvattingen over zelfhulp en zelfbeheer van daartoe opgezette organisaties. De basisconceptie en het daarin opgeslagen aanpassingsvermogen moeten van uitstekend gehalte zijn geweest. Anders zou bijv. het coöperatieve kredietwezen niet zijn wat het in een aantal Eu ropese landen tegenwoordig is, nl. een van de meest ontwikkelde bankgroepen. Afgaande op de prestaties in het verleden is er voor gebrek aan zelfvertrouwen al lerminst reden. Toch is het evenzeer duidelijk dat de coöperatieve beweging voor belangrijke nieuwe uitdagingen staat, die een groot beroep op het vermogen tot aanpassing en vernieuwing zullen doen. Die uitdagingen vloeien voort uit - het is op deze plaats eerder aan de orde geweest - technologische en culturele veranderingen en een sterke tendens tot internationalisatie. Uiteindelijk leiden deze veranderin gen tot zich wijzigende marktverhoudingen. De concurrentie wordt internationaler en scherper en de klant is in toenemende mate koning. Coöperaties zijn samen werkingsverbanden die erop zijn gericht marktinvloed te organiseren en uit te oe fenen ten gunste van de leden, die ieder afzonderlijk over een zwakke marktposi tie beschikken. Die taakstelling impliceert dat de wijze waarop en de vorm waarin het doel wordt nagestreefd, dient te worden aangepast in functie van de verande ringen in de marktverhoudingen. Die veranderingen vragen om nieuwe coöpera tieve actie op tal van terreinen. Dat laat zich aan enkele voorbeelden gemakkelijk illustreren. De Nederlandse akkerbouw heeft dringend behoefte aan een nieuw perspectief. Dat zal voor een belangrijk deel gevonden moeten worden in nieuwe produkten en afzetmarkten. In wezen een situatie die ook honderd jaar geleden actueel was. Ligt het ook nu niet voor de hand tenminste een deel van het antwoord via een co- operatieve aanpak te vinden? De intensieve veehouderij kampt met milieuproblemen, die positiebedreigend kun nen worden genoemd. Op individuele basis zijn die problemen niet oplosbaar. Ook hier is coöperatie een voor de hand liggend antwoord. In de zuivelsector doet zich als gevolg van de dalende melkaanvoer een overcapaciteitsprobleem voor. Dat noopt tot saneringen en soms ook samenwerking tussen vroeger zelfstandige eenheden. Alleen op die manier is een doelmatige verwerking en dus een zo hoog mogelijke melkprijs te handhaven. Meer in het algemeen is ook in de coöperatieve wereld het vraagstuk van de schaalgrootte opnieuw aan de orde. Opnieuw omdat we in de na-oorlogse periode al een forse schaalvergroting hebben meegemaakt. Toen ging het om de bewe ging van lokaal naar regionaal. In de komende periode zal organisatie van de sa menwerking op boven-regionaal niveau, nationaal en internationaal, in veel geval len noodzakelijk blijken. Niet alleen de eerdergenoemde tendens tot internationali satie, maar ook de organisatie van de afzetkanalen naar de consument geven daar aanleiding toe. De concentratie in de detailhandel is reeds ver voortgeschre den en lijkt nog niet tot een einde gekomen. Gegeven de doelstelling van de co- operatie, het organiseren van tegenwicht en invloed in de markt, vraagt dit soort bewegingen om reactie. Reactie die erop is gericht de consumenten op de best mogelijke wijze van produkten te voorzien en tegelijkertijd de belangen van de kleine producent te dienen, eventueel door het vormen van nieuwe structuren. Dit soort vraagstukken komt onontkoombaar op de coöperatieve beweging af. De fi nanciële dienstverlening op coöperatieve grondslag vormt daarop geen uitzonde ring. Ook voor onze bank stelt zich de vraag hoe een plaats te vinden in ontwikke lingen die steeds meer internationaal en vooral Europees worden bepaald. De conclusie is denk ik gerechtvaardigd dat, 100 jaar na Raiffeisen, de coöpera tieve gedachte nog steeds actueel is. Er is in de grote bewegingen van deze tijd nog volop ruimte voor organisaties die via samenwerking de belangen behartigen van mensen, die los van elkaar daarin opererend een grote kwetsbaarheid heb ben. Het is dan wel zaak voor die samenwerking een in deze tijd passende vorm te vinden. Het is goed ons daarbij het woord van Raiffeisen in gedachten te hou den die zei: 'Coöperaties zijn steeds dat, wat menselijk inzicht, geestelijke kracht, en persoonlijke moed ervan maken. Vervolg Wob op pagina 6 Wijffels

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 3