agboek van 7? kassier Toen ik nog een kind was, werd over een mevrouw in de straat achter ons fluisterend verteld dat ze een Medium was. Natuurlijk wist ik niet wat dat beteken de, maar ik voelde het als het ware, want ze straalde iets uit door kleding en gedrag en blik dat duidelijk aangaf dat ze niet helemaal van deze wereld was. Sinds die jeugdjaren is veel veranderd en als er van daag de dag juist iets van deze wereld is dan zijn het wel de Media. Bij ons in het dorp is - naast de illega le diskjockey, waarin iedereen de stem van de zoon van Van den Brink herkent - het enige eigen medium weliswaar het wekelijkse nieuws- en advertentieblad, maar via brievenbus en antenne komt de wereld van de media toch royaal in onze huizen. Van die mogelijkheden maakt onze eigen organisatie ook dankbaar gebruik, maar wel volgens een soort tweesporenbeleid van kleinkunst en kunst met een grote K. Zo zie je op de tv cabaretsketches met van die lekkere oubakken opa's, die - soms vergezeld van al even gezellige oma's en nakroost - allerlei leuke dingen doen dank zij ons fraaie dienstenpak ket. Dat is dan kennelijk voor de particulieren be doeld, want voor de ondernemer - en was dat niet onze back to basics doelgroep - hebben we wat an ders in het vat. Ik kan geen weekblad opslaan of er staat wel een fraaie kleurenreproduktie in van een hedendaags Nederlands kunstenaar met daarnaast een kernach tige tekst, die onze doelstellingen onderstreept. Ik heb natuurlijk geen enkele bezwaar tegen deze marktbenadering, want het oude gezegde gaat - met een kleine variant - nog steeds op: het geeft niet hoe ze me zien, als ze me maar zien. Bovendien is de kunst helemaal van deze tijd. De vakliteratuur staat vol met kunstsponsoring en je vindt bijna elke dag wel een brief van een bureau of groep die zich met de ijver van de mens die hét gat in de markt heeft gevonden, stort op ons verlangen de muren van het bedrijf vol te hangen met door lea se, leen of koop verkregen kunstwerken. Het schijnt iets te maken te hebben met Corporate Image en dus zal het wel zijn uitgevonden in Japan, de Verenigde Staten of een ander land waar het zo goed gaat. Dan kunnen wij uiteraard beslist ook niet zonder. Toen een paar jaar geleden Rembrandt van Rijn werd ingehuurd om onze organisatie in het buiten land wat reliëf te geven, heb ik derhalve luide van mijn instemming getuigd. Vooral ook omdat we het niet deden met zijn wat erotisch getinte werken, doch met de keurige landschappen en vergezichten, waar aan niemand zich zou kunnen bezeren. Rembrandt country is Rabobank country. Een prach tige kreet vond ik dat en meerdere malen tijdens mijn vakanties werd hij door buitenlands volk spontaan aangeheven en bezorgde me een brok in de keel. Maar wat lees ik in het vorige nummer van ons blad? Rembrandt country gaat verdwijnen. Wellicht om reeds nu de typische nationale grenzen wat te laten vervagen, want tenslotte is-ie wel be roemd, maar nooit veel verder dan de polders rond om Amsterdam geweest. Aan onze horizon is nu verschenen Pieter Cornelis Mondriaan. Ook dood en eveneens heel beroemd. Bovendien een man die niet alleen in Nederland is geboren en dus in elk geval ons nationale eigendom blijft, maar bovendien in Parijs en Londen heeft ge schilderd en in New York. Wat ze er voor een kreet onder zetten weet ik niet, maar als ik eens een voorzichtige suggestie zou mo gen doen met een knipoogje naar de Amerikaanse markt, zou ik willen voorstellen: MondriAAAn country is Rabobank country. Ik denk constructief mee en ben dus blij met de keu ze voor deze grote kunstenaar, die beter bij ons ima go past dan de toch wat barokke Rembrandt. Mon driaan immers is de onvergelijkbare meester van het weglaten van elke overbodigheid en wie zou zich niet kunnen vinden in zijn abstracties die het rechtlijnige beleid van onze organisatie zo volkomen en reali stisch symboliseren. En we pakken het dit keer goed aan en sponsoren ook nog een schitterende overzichtstentoonstelling van zijn werk, zodat niet alleen de buitenlanders pro fiteren van onze band met Mondriaan, maar ook het eigen volk. Kunst en de bank, schitterend idee toch. Wat mij be zighoudt is, dat er wellicht vandaag al ergens aan een Nederlandse kunstacademie een jonge man of vrouw worstelt met het talent en de materie, die tot uitdrukking zullen komen in de kunst, die een volgen de generatie in onze organisatie zal gaan gebruiken ter versterking van het bedrijfsimago op de nationale en internationale markten. Maar toch is er ook enige twijfel. Stel dat we straks niemand vinden onder die jonge mensen van nu. Hebben we niet te snel gehandeld toen we zo ineens van Rembrandt de sprong waagden naar Mondriaan. Was misschien toch een tussenstop bij Van Gogh niet wat verstandiger geweest? Maar wellicht is bij het verwerpen van die keuze me de gedacht aan het gegeven, dat iedereen weet dat een bankier nooit in eigen vlees snijdt en dat daarom die kunstenaar symbolisch gesproken verkeerd zou overkomen bij een publiek dat behalve van het be roemde schilderij met de zonnebloemen alleen maar weet heeft van dat ongelukkige voorval. Met de rechtlijnigheid van Mondriaan naaien we niemand een oor aan en zeker ons zelf niet. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 34