specifieke kenmerken van het perso
neel elkaar beïnvloeden.
De banksector heeft problemen met de
samenstelling van zijn personeel. Er is
een grote behoefte aan hogere techni
sche en commerciële kwalificaties, ter
wijl er relatief veel ouder en minder
gekwalificeerd personeel in dienst is.
Dit probleem maakt het ontwikkelen
van interne opleiding en professionele
en geografische mobiliteit van door
slaggevend belang. Als die mobiliteit te
klein is, worden de arbeidskrachten
kwetsbaar, zodat zij in een crisisperio
de meteen met ontslag worden be
dreigd.
Andere factoren die verband houden
met de omvang van de werkgelegen
heid zijn de werktijden en deeltijdar
beid. De cijfers en prognoses lopen in
de verschillende landen van de EG
nogal uiteen, maar over het algemeen
zal deeltijdarbeid zich sterk ontwikke
len, met name in de lokale bankkanto
ren om de verwachte langere opening
stijden te kunnen realiseren. Omgere
kend in volledige arbeidsplaatsen, zou
de werkgelegenheid waarschijnlijk een
dalende tendens vertonen. Via deeltijd
arbeid kan de banksector echter werk
blijven verschaffen aan een (kansarme)
bevolkingsgroep die ernstig door werk
loosheid wordt bedreigd. De langere
openingstijden, waarover in de verschil
lende Europese landen levendige de
batten plaatsvinden, zijn eveneens van
invloed op de werkgelegenheid, aange
zien hiervoor bij gelijke arbeidstijd meer
arbeidskrachten nodig zijn. Hoewel er
eveneens een mogelijkheid bestaat om
de kantoren door herverdeling van de
taken met een ongewijzigd personeels
bestand door te laten werken.
Verschillen per sector
De situatie blijkt eveneens nogal uiteen
te lopen als men de diverse sectoren
binnen het bankwezen bekijkt: handels
banken, volks- en coöperatieve ban
ken, spaarbanken. In alle landen waar
vergelijkende gegevens bestaan, cons
tateert men een sterkere toename bij
de twee laatstgenoemde sectoren dan
bij de handelsbanken. De redenen die
men kan aanvoeren om dit verschijnsel
te verklaren, verschillen vaak van land
tot land en houden blijkbaar verband
met een combinatie van zeker twee
factoren:
de handelsbanken hebben reeds
een zekere stabiliteitsdrempel op het
gebied van dienstverlening bereikt, ter
wijl een deel van de coöperatieve of
1 3 spaarbanken nog in de fase van dien-
Vermindering van werkgelegenheid door informatisering wordt gecompenseerd
door nieuwe en aanvullende dienstverlening.
stendiversificatie verkeert, waardoor de
noodzaak ontstaat extra personeel aan
te trekken (met name voor de afdeling
effecten, bewerkingen met het buiten
land, informatica enz);
sommige coöperatieve of spaarban
ken kunnen de relatie met de clientèle
verder verdiepen dan de handelsban
ken en hebben daardoor hogere groei
cijfers.
Categorieën werknemers
De ontwikkelingen in de werkgelegen
heid verschillen naar gelang de catego
rieën werknemers:
de taken die verminderen, betreffen
administratieve bewerkingen, de post,
de kas, eenvoudige loketbewerkingen.
Het personeel waar het om gaat zijn
dus administratieve krachten, typisten,
kassiers en baliemedewerkers. De om
schakeling in de bankkantoren zal zeer
geleidelijk verlopen en, naar verwach
ting, zonder grote moeilijkheden. Zulks
geldt niet voor het personeel van de
grote administratieve centra voor wie
de overschakeling op commerciële of
beheerstaken meer problemen geeft.
Meer algemeen kan men zeggen dat
alle posten voor ongeschoold of minder
geschoold personeel gevaar lopen;
de taken waar een uitbreiding
plaatsvindt, betreffende commerciële
activiteiten, advies aan cliënten, de be
handeling van dossiers met een inge
wikkeld karakter, studie- en ontwikke
lingsactiviteiten voor informatieprojec
ten en 'spitsactiviteiten' zoals het be
heer van effecten, financial engineer
ing, risicodragend kapitaal, enzovoort.
De deskundigheid die nodig is om deze
taken te vervullen, is slechts gedeelte
lijk beschikbaar binnen de banken. Ex
terne werving van informatici en kader
(met een hogere opleiding), te belasten
met de ontwikkeling van nieuwe dien
sten, zal in de komende jaren een be
langrijke weg zijn om in de personeels
behoeften te voorzien.
De algemene vooruitzichten
Al met al zijn in de situatie van de ver
schillende landen aanzienlijke verschil
len waar te nemen. In landen zoals
Griekenland, waar het bankenstelsel
nog weinig ontwikkeld is, mag men ver
wachten dat de werkgelegenheid blijft
toenemen. In de Bondsrepubliek, Italië,
Denemarken wordt eveneens een be
scheiden stijging verwacht. In het Ver
enigd Koninkrijk zal waarschijnlijk glo
baal genomen een stijging optreden,
die echter in belangrijke mate het ge
volg zal zijn van het toenemen van
vrouwenarbeid en deeltijdarbeid. Ver
der vindt er een verschuiving plaats in
werkgelegenheid van het gewone ban-
kennet naar gespecialiseerde diensten
centra. In Frankrijk lopen de vooruit
zichten uiteen naar gelang de sectoren,
waarin banken opereren: lichte daling
bij de grote banken, lichte stijging bij
enkele coöperatieve banknetten en bij
de spaarbanken. Voor Nederland zijn er
geen aanwijzingen die doen verwach
ten dat er in de komende jaren een
sterk afwijkend werkgelegenheidsbeeld
ontstaat ten opzichte van de ons omrin
gende landen. In totaal mag men in
aansluiting op recente tendensen een
lichte stijging in de werkgelegenheid
van circa 1% per jaar verwachten.
Dat betekent dat het Europese bank
wezen - op weg naar 1992 - als ver
schaffer van werkgelegenheid zeker
niet aan importantie zal inboeten.