Spreiding Deettijdboer André Versteegh uit Buurmalsen wisselt zijn activiteiten op het land af met zijn werkzaamheden als timmerman in de bouw. bedrijven die als nevenbedrijf worden gevoerd. Van de totale produktie-om- vang in de akkerbouw komt circa 8% voor rekening van de nevenbedrijven. In de tuinbouw waren de vollegronds- groentebedrijven, fruitteeltbedrijven, boomkwekerijen en vaste plantenbedrij- ven in 1984 de voornaamste catego rieën nevenbedrijven. In de glassector is het aandeel van het nevenbedrijf met 6% van het totale aantal relatief gering; hun produktie-aandeel bedraagt 1%. Bij de gecombineerde bedrijven is het aan deel van de nevenberoepers circa 24%. Zo'n 8% van de totale produktie-om- vang komt voor hun rekening. De nevenberoepers hebben in totaal een aandeel van circa 6% in de agra rische produktie, hetgeen relatief gering genoemd kan worden. Er zijn in de Nederlandse landbouw overigens ook nog zo'n 7 000 hoofd beroepers die een niet-agrarisch ne venberoep uitoefenen. De landkaart op pagina 11 illustreert dat er in totaliteit in de Nederlandse agrarische sector veel bedrijfshoofden meerdere beroepen uitoefenen. Bovendien blijken er per re- gio hierin nogal verschillen voor te j komen. Bijna 55% van alle nevenberoepsbedrij- ven blijkt voor te komen op de zandge bieden. In het centrale zandgebied (Veluwe) en het aangrenzende rivier- j kleigebied (Betuwe, IJsselstreek en Land van Maas en Waal) is 30% van de bedrijven als nevenbedrijf aan te merken. In de overige zandgebieden (Achterhoek en Oost-Brabant) bedra gen deze cijfers respectievelijk 23% en 20%. Deze concentratie komt overeen met het feit dat veel nevenberoeps- bedrijven gericht zijn op de veehouderij en dan met name op de intensieve veehouderij. In de Hollandse en IJs- selmeerpolders is het aantal neven bedrijven beduidend lager, evenals in de Zuid- en Noordhollandse tuin bouwgebieden (respectievelijk 8% en 13%) en in de Veenkoloniën (12%). Vergrijzing Gedurende lange tijd was het aantal nevenbedrijven stabiel, namelijk circa 26 000. Vooral de vergrijzing die zich in deze categorie sedert 1984 manifes teert, lijkt de oorzaak van de daling die de laatste jaren in dit aantal optreedt. Het aantal hoofdberoepsbedrijven neemt echter ook af. Relatief gezien blijft daardoor het aandeel van de ne venbedrijven vrij constant op ongeveer 19% van het totale aantal bedrijven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 9