agboek van rn kassier Toen ik in dit blad voor het eerst het woord rente- renseignering las, dacht ik spontaan: dit is een woord dat Jan Haverkamp bedacht zou kunnen hebben! Het is namelijk zo'n mooi woord. Je kunt het over je tong laten rollen als de eerste dronk van een glas goede wijn, renterenseignering, mmmmm... Dat heb ik wel meer bij woorden, ze roepen andere beelden op dan hun eigenlijke met onheil beladen betekenis. Zo wekt het woord aardbeving geen paniekerige fantasieën op, maar doet me denken aan fris bedauwde viooltjes. Loopgips klinkt mij zo lieflijk in de oren als een kwiek en kleurrijk strand- vogeltje en bij een begrip als liquiditeitskrapte is de klankkleur die van een geurig inheems tuinkruid. Daarentegen geeft de kreet griesmeelpudding me een naar en krakerig gevoel ondanks het feit dat ik het een smakelijk gerecht vind. Ik bedoel maar. Maar ik noemde Jan Haverkamp. Hij is steeds de man geweest van de mooie woorden en gedachten in dit blad. Hij excelleert daarin met name in zijn eigen rubriek. Dat is vanzelfsprekend, want bij een interview wordt hij geacht andermans woorden weer te geven. Maar zelfs dan voegt hij daaraan zonodig wat meer kleuren toe van zijn eigen woordenpalet. Ook weet hij - en ik denk met enige gretigheid - af en toe blijk te geven van zijn klassieke vorming. Dan strooit hij met Latijnse zegswijzen of gevleugelde woorden: Rumor in casa, In medias res of Sunt ver ba et voces praetereaque nihil. Maar wel steeds in zo'n context dat je ook zonder in Amsterdam, Leiden of Nijmegen afscheid te hebben genomen van je pu berteit, weet waarover hij schrijft. Of spreekt, want hij is ook een begaafd en geestig redenaar met slechts die tekortkoming dat het begrip lengte hem in de tijd wat meer moeite geeft dan bin nen de begrenzing van een vel papier. Ik weet zeker dat als er ooit een cursus wordt ont wikkeld in de trant van Hoe Leer Ik Duidelijk en Be grijpelijk Circulaires Schrijven voor de Eenvoudige Lieden van de Aangesloten Banken - en u en ik weten dat zo'n opleiding hard nodig is - zijn teksten tot verplichte leerstof zouden moeten dienen. Ik keek nog eens terug naar zijn eerste onderteken de bijdrage als full-time hoofdredacteur van dit blad in januari 1973. Dat artikel - later werden ze in de wandeling 'Zandlopers' genoemd - was getiteld An no Rabo I. Een simpele rekensom leert dat we uit gaande van deze tijdrekening nu leven in Anno Rabo XVI Toen schreef hij onder meer over onze gefuseerde organisatie: zij is geen anachronisme, zij bergt wonderlijke mogelijkheden in zich, die de ouderen niet vreemd voorkomen en juist de jongeren blijken aan te spreken... Van zijn vertrouwen in de nieuwe koers heeft hij getuigd in zijn bijdragen, waarin hij ook niet schroom de soms wat bij te sturen. Dat sturen brengt me op een andere gedachte, want naast de bewondering voor zijn talenten en kwalitei ten is er bij mij ook enige verwondering. Van een mens wiens artikelen voortdurend getuigen van eruditie en van een scherpe en fijnzinnige geest, zou je toch vooral liefde verwachten voor klassieke liederen. Van Schumann, Schubert, Debussy, noem maar op. Doch tijdens de viering van zijn zilveren ju- I bileum enkele jaren geleden, ontdekte ik dat zijn allergrootste genot op dat gebied schuilt in het aan- horen of zelf zingen van het bekende levenslied van Ketelbinkie. Ik schrijf verwondering en niet ontsteltenis. Want voor mij is dat eveneens een teken van zijn veel- j zijdigheid, het bewijs van zijn vermogen om de taal van het volk te begrijpen en dus te schrijven op een J wijze, die voor ons even klaar en helder is als de j zeelucht. Een coupletje van dit lied wil ik hier brengen als J eerbetoon aan deze man die zijn visioenen en ge dachten over de coöperatieve identiteit paart aan J een zeer aardse romantiek. Een man die hart heeft voor alle ketelbinkies van deze maatschappij en diep in zijn hart wellicht een flierefluiter, een zingende zwerver was geworden, liever dan hoofdredacteur van een deftig blad van zo'n respectabele orga- nisatie: j Toen wij van Rotterdam vertrokken Met de Edam een ouwe schuit Met kakkerlakken in de midscheeps I En rattennesten in 't vooruit j Toen hadden wij een kleine jongen Als ketelbink bij ons aan boord Die voor de eerste keer naar zee ging En nooit van haaien had gehoord. Die van zijn moeder aan de kade Wat schuchter lachend afscheid nam Omdat-ie haar niet durfde zoenen Die straatjongen van Rotterdam. Wellicht schuilt de oorzaak van mr. J. R. Haver- j kamps grote liefde voor deze smartlap hierindat hij zich herkent in dat jochie. Hij heeft tenslotte met nim mer aflatende ijver de potten en pannen van de Rabo-organisatie blinkend schoon proberen te hou den en ook hij wist destijds nauwelijks van haaien, laat staan van kakkerlakken of rattennesten in 't I vooruit. Nu. in Anno Rabo XVI, is hij wijzer geworden. Het is hem dan ook beter vergaan dan Ketelbinkie. Hij mag gelukkig deze maand gezond en wel afmon- j steren. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 30