Sterk uiteenlopende resultaten in en tuinbouw De economische barometer van de landbouw staat op veranderlijk: in een paar produktie- takken, met name de glastuinbouw, schijnt de zon; in de akkerbouw en de zeugenhouderij staat het weerglas laag. 28 Nog steeds de moeite waard Dans om het gemiddelde Ir. J. H. Egberink Het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) heeft een tweetal publikaties uitgebracht over de economische situatie in land- en tuinbouw: 'Prognose van de be- drijfsuitkomsten op akkerbouw- en veehouderijbe drijven in 1987/1988' en 'De inkomensontwikkeling in de agrarische sector in 1987'. Terugkijken op een voorbij jaar is in de landbouw nooit erg vruchtbaar. Het nieuwe seizoen staat voor de deur en vraagt alle aandacht. Toch geven de cijfers van het LEI infor matie om even bij stil te staan. In 1987 is de landbouwproduktie, inclusief de tuinbouw, in geld uitgedrukt met 3% gedaald tot f 33 j miljard. Hiervan neemt de veehouderij 62% voor zijn rekening, de tuinbouw 30% en de akkerbouw 8%. Wat omzetten betreft is de tuinbouw zonder twijfel de groeikampioen, de veehouderij de meest stabiele J sector en de akkerbouw, met uitzondering van de aardappelteelt, een inkrimpende sector. Tegenover de produktieopbrengst staan de kosten. Voor de landbouw als totaliteit is het veevoer de grootste kostenpost. Hiervoor werd in 1987 f 9 miljard uitgegeven. Dat is ongeveer f.1 miljard minder dan in j 1986, doordat de veevoerprijzen gemiddeld met ongeveer 10% daalden. De op één na grootste kostenpost wordt gevormd J door de jaarlijkse afschrijvingen voor gebouwen, vee en uitrusting: zo'n 2,5 miljard gulden. Door de licht gestegen rentevoet is dit bedrag het afgelopen jaar nog iets toegenomen. Vervolgens moet de post 'Energie' worden genoemd, met een bedrag van ruim f 1,2 miljard, circa 16% lager dan in 1986. Ook de kosten van kunstmest daalden met 12%. Tegenover een lichte daling van de waarde van de landbouwproduktie staat een sterkere daling van de j landbouwkosten. Daardoor bleef het economisch resultaat, door economen uitgedrukt in het begrip 'netto toegevoegde waarde', op hetzelfde peil als in 1986. Die netto toegevoegde waarde, ten bedrage van f 14,5 miljard, bestaat uit de beloning voor de arbeid van ondernemers, werknemers en hun j gezinsleden, en de vergoeding voor de grond en het eigen en vreemd kapitaal. Al met al een lieve som, die duidelijk maakt dat de landbouw voor ons land I van groot economisch belang is en dus de moeite waard. Het economisch resultaat van de agrarische sector i als totaliteit is uiteraard een afspiegeling van de resul-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 28