Bedrijfsbarometer 50 brand. De curator van dit bedrijf blijkt echter niet voor verzekering te hebben zorggedragen. In verband met de scha de is hij eveneens aanwezig en stelt hij ter plekke onze verzekerde aansprake lijk voor de door deze huurder geleden brandschade. Dit eerste bezoek wordt beëindigd na dat de cliënt is geïnformeerd omtrent de door experts te volgen procedure voor de schadevaststelling. Op korte termijn zullen experts het onderzoek starten naar de oorzaak en de omvang van de schade. Er zullen onder meer gesprekken worden gevoerd met de Rijksrecherche, de plaatselijke politie en de brandweer. Ook met aannemers, installateurs, de accountant en niet in de laatste plaats met de verzekerde zal een onderhoud plaatsvinden. Afwikkeling Ondertussen pleegt Bruns ten Brink Co afstemming met alle dertien assura deuren die bij de onderhavige beurspo- lis betrokken zijn om hen te informeren over de schade. Daarmee is de bege leiding niet ten einde, te meer daar de bijzondere omstandigheid dat het be drijf van verzekerde niet voortgezet wordt, extra aandacht van de assuran tiemakelaar vergt. Voor wat de opstal en inventaris betreft, blijkt op de schadedatum weliswaar sprake te zijn van geldige taxatierap porten, waarin de herbouw- respec tievelijk vervangingswaarde is vastge legd. Gelet op de afbouw van het be drijf zal echter door assuradeuren wor den aangevoerd, dat op grond van het schadeloosstellingsprincipe naar hun mening een schaderegeling op basis van getaxeerde waarden ter discussie staat. Met betrekking tot de bedrijfsschade doet zich de situatie voor dat de polis voorwaarden bepalen, dat bij normale voortzetting van het bedrijf de verzeker de uitkeringstermijn maximaal 52 ach tereenvolgende weken omvat. Ingeval het verzekerde bedrijf niet wordt voort gezet, wordt de uitkeringstermijn echter gemaximeerd tot tien achtereenvol gende weken. Om de in deze situatie geleden schade vast te stellen, vinden tussen de expert en de contra-expert uitvoerige onder handelingen plaats, waarin eveneens Bruns ten Brink Co betrokken is bij het zoeken naar een voor verzekerde Elk jaar rond de jaarwisseling verschijnen de resultaten van de grootscheepse enquête van de Vereniging van Kamers j van Koophandel. Bij de overgang van 1987 op 1988 werd met extra belangstelling uitgekeken naar de uitkomsten van deze zogenaamde ERBO-enquête. Belangrijke vraag was immers in hoeverre de resultaten en plannen van het bedrijfsleven beïnvloed zouden zijn door de koersdaling van de dollar en die van de aandelen. In de be schouwingen over deze ontwikkelingen waren soms zelfs al parallellen getrokken met het jaar 1929. De uitslagen van de ERBO-enquête boden voor het eerst op grote schaal inzicht in de reac ties van het bedrijfsleven op het turbulente jaar 1987. Het blijkt, dat de gevolgen alleszins meevallen. Over een brede linie is sprake van betere resultaten in 1987 in vergelijking met 1986, terwijl ook de verwachtingen voor 1988 hoopvol zijn. De bouwnijverheid was de enige bedrijfstak die in 1987 een reële daling (1.5%) van de omzet moest accepteren. Ook de groothandel kwam er bekaaid af met een reële stijging van slechts 0,5%. De overige sectoren konden een toename boeken van 2% (detailhandel) tot 3% (indus trie). Het aantal bedrijven dat de boeken in 1987 met verlies moest afsluiten, daalde in 1987 tot slechts 12% (1986 nog 14%). Belangrijk in dit verband is ook, dat de ondernemingen zelf hoopvol zijn voor 1988. Minder dan 10% denkt dit jaar nog met verlies te moeten werken. Wat winstgevendheid en winst verwachtingen betreft, is derhalve geen sprake van pessimisme bij de bedrijven. Ook voor de wat langere termijn zien de ondernemers in ons land nog volop mogelijkheden, getuige hun investeringsplannen voor 1988. In onderstaande figuur is daarvoor een vergelijking gemaakt van de investeringsplannen voor 1987 en 1988 per sector. Percentage bedrijven met investeringsplannen 65—, Bron: ERBO-enquête 1986 en 1987 WM 1987 60- 11I ll ll .1 ll ll Ind. Bouw Grooth. Detailh. Dienstv. Totaal In vergelijking met 1987 is voor alle sectoren sprake van een hoger niveau van investerings- j plannen. Natuurlijk zullen niet alle plannen ook daadwerkelijk worden omgezet in activiteiten. Het stemt echter hoopvol, dat de ondernemers ook in deze periode van grote onzekerheid omtrent de richting van de economische ontwikkelingen, vertrouwen blijven stellen in hun eigen toekomst. Het is aan de overheid dit vertrouwen niet te beschamen en te blijven zorgen voor een ondernemersvriendelijk klimaat in ons land. In dit verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op de discussie die momenteel gaande is rond het voortbestaan van de WIR. De hierdoor ontstane onzekerheid heeft ongetwijfeld een negatieve invloed op de investeringsplannen van de bedrijven. Het gaat daarbij niet zozeer om de vraag of de WIR in zijn huidige vorm ongewijzigd moet blijven voortbestaan, maar veeleer om de zekerheid voor de ondernemers, dat zij kunnen blijven rekenen op de overheid als bevorderaar van een ondernemersvriendelijk klimaat. Ind. Bouw Grooth. Detailh. Dienstv. Totaal Vervolg op pagina 31 (Bedrijfstakonderzoek)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 25