Professionalisering Expansie en bezinning In de fusieperiode heeft het maandblad een belangrijke rol gespeeld. Mannen als Mertens en Verhage hebben daarbij het voortouw genomen... tieve structuur de meest wenselijke or ganisatievorm is. Daar hebben ze ove rigens niet lang over hoeven denken, want echte twijfel is daar nooit over ge weest. Met het groeien van de organisatie deed de professionalisering zich gel den. Binnen de beperkte schaal van een 1 a 2 mans bank waren vroeger een paar boekhoudexamens voldoende om een bank te runnen. Nu is een ge degen vaktechnische scholing een mi nimale achtergrond. 'Door het grotere werkterrein is ook het denken verruimd. Ik heb nog meege maakt dat het woord 'commercieel' taboe was. In de Algemene Vergade ring werd het niet uitgesproken. Een woord met een luchtje! Het leek erop dat het coöperatieve ideaal zich niet zou verdragen met het commerciële. Ik ben, geloof ik, de eerste geweest die het woord in een Zandloper verdedigd heeft. Wij moesten tenslotte toch wel commercieel-in-gezonde-zin zijn, en dat waren we ook. Maar het woordge bruik en de mentaliteit was tekenend voor de wijze waarop wij verschilden van de handelsbanken.' De penetratie van de Rabobank in de stedelijke gebieden en de gedaantever andering van het platteland heeft de belevingssfeer van de bank veranderd, verbreed. We schoven met ons bedrijf wat in de richting van een algemene bank. We gingen meetellen in dat circuit. Hoe hebben we in die 'oude' tijd van een paar decennia terug onze specifieke plaats ervaren? Gaf dat aan leiding tot een 'underdog-gevoel' of was het eerder een 'splendid isolation', een uitzonderingspositie waarin wij ons prettig voelden? Haverkamp weegt bedachtzaam beide typeringen. 'Dat eerste zeker niet en het tweede is misschien weer iets te mooi gezegd, maar daar zit veel in. Wij waren landbouwkredietbanken en de den vriendelijk mee. De 'grote finan ciële wereld' van Amsterdam was voor ons niet van zoveel belang, laat staan de buitenlandse centra. Een van onze topmensen ging. meen ik, een middag in de week naar Amsterdam en verder deden we per telefoon routinematig het nodige op de geld- en kapitaalmarkt. Iedere bank had zo zijn eigen territo rium. De echte concurrent was in die dagen de Bondsspaarbank; daar werd naar gekeken.' In dat veranderingsproces, dat direct en indirect gevolgen heeft gehad voor tien duizenden mensen, bestuurderen, di recteuren en medewerkers, heeft het huisorgaan een essentiële rol ge speeld. 'De uitdaging was om de taal van de mensen te spreken. Je moest iedereen bij onze banken, hetzij bestuurslid, het zij directeur méé krijgen. Je moest de mensen als het ware voorgaan. Als je dat zo zegt, zou voor buiten staanders al gauw een misverstand kunnen rijzen, als zou de centrale bank in alles het voortouw hebben genomen. Het is ook andersom gegaan: de cen trale bank is meegegroeid met de plaat selijke banken. Ik heb altijd de overtui ging gehad dat de centrale bank haar dienende taak voor de aangesloten banken goed heeft verstaan. En die op stelling - Wijffels zei het weer eens tij dens de Managementconferenties - heeft zij nog. De banken willen wel lei ding hebben. Je mag ze voorgaan, maar niet zo ver dat ze je niet meer zien. Ze zeggen dan terecht: 'Je ver dwijnt in de mist'.' 'De derde episode is al door Verhage op gang gebracht en heeft zich vervol gens in de tijd van Lardinois met veel vaart ontwikkeld. De Rabobank ging volop meetellen. Een 'splendid isola tion' hadden we niet meer nodig. Lardi nois wilde altijd in medias res wezen. Dat merkte je tot in alle hoeken van de organisatie. We expandeerden, volumi na namen onvoorstelbare vormen aan. Lardinois heeft met name de buiten landse activiteiten sterk gestimuleerd. We wilden de brede bank voor ieder een worden. Daar ging veel energie in zitten. We dreigden zelfs op het laatst een beetje te vergeten wat onze eigen lijke taak als coöperatieve bank was: het verzorgen van een passende financiering voor onze leden. De her bezinning, die Wijffels met de Manage ment- en Bestuursconferenties in gang heeft gezet, een revival van onze kern activiteiten, zie ik dan ook als een 'diepte-investering'. Ik prijs me gelukkig dat ik die ontwikke ling in deze organisatie van nabij heb mogen meemaken. Elke keer is die or ganisatie er weer in geslaagd in te spe len op de veranderingen op een wijze die van haar als coöperatieve bank verwacht mocht worden.' Nieuwe ontwikkelingen kunnen nieuwe structuren en culturen oproepen. Heeft de Rabobankorganisatie haar eigenlijke karakter kunnen behouden? 'Ja, formeel is het geen probleem. We hebben zelfs - na jaren - een begin selverklaring waarin onze intenties nog eens duidelijk worden verwoord. Daarin zit de oorspronkelijke doelstelling van onze organisatie goed verankerd. Maar je mag daarbij niet vergeten, dat het karakter van onze organisatie vandaag de dag anders tot uitdrukking komt dan in de tijd van Raiffeisen, zelfs anders dan toen ik mijn entree in deze organi satie maakte. Het was toen ook alle maal kleiner. Maar ik stel met 'aan dankbaarheid grenzende voldoening' vast dat de organisatie, de bank, haar trekken behouden heeft. In wezen zijn die trekken: samen overleggen en het denken vanuit de behoeften van de mensen en bedrijven, die je met jouw bankbedrijf moet dienen. Die 90-jarige traditie zit er onverwoestbaar in. Tegelijk zeg ik: de taak van een coöpe ratieve organisatie moet je ook zakelijk zien. Je kan er best mooi over praten, maar het komt er toch op neer, dat je het in je bankbedrijf waar moet maken. En natuurlijk lukt het niet altijd om aan het hoge coöperatieve ideaal te vol doen. Voor mij is de coöperatieve uit daging in geldzaken: leden en cliënten gewetensvol en op een zorgvuldige manier van dienst zijn en de middelen zorgvuldig en doeltreffend beheren en uitgeven. Ik realiseer me, dat het ideaal mis schien veel hoger zou kunnen zijn - een coöperatie zou misschien zelfs een maatschappijvernieuwende invloed kunnen hebben. Persoonlijk zou ik daar wel wat voor voelen, maar dat is nu niet aan de orde. Daarom, als je vraagt of de Rabobank het goed doet, zeg ik zonder aarzelen: ze heeft heel wat om I over naar huis te schrijven.' Onlangs verzuchtte een (handels)ban- kier tegenover een coöperatieve ban kier: 'Maken jullie het jezelf niet vrese- lijk moeilijk door zo dicht bij je cliënten te staan...' Die uitdaging neemt Haverkamp graag aan: 'Ik kan me voorstellen dat han delsbanken dat zeggen. Toch is dat heel mooi; laten we het ons maar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 18