10%
10-< 15%
15 - 20%
H 20 - 25%
lil 25%
Tendens
termen van produktie, maar ook politiek
van aanmerkelijk gewicht is.
In ons land is het bovendien door de
heterogeniteit van deze categorie be
drijven niet eenvoudig om te komen tot
een specifiek beleid. Dit neemt uiter
aard niet weg dat ook de nevenbedrij-
ven beïnvloed worden door het natio
nale en/of Europese landbouwbeleid. In
Bedrijfshoofden met meer dan één beroep (excl. rechtspersonen), 1988
de akkerbouw bijvoorbeeld leidt het hui
dige, meer marktconforme beleid tot
het ontstaan van meer nevenberoeps-
bedrijven. Vooral de kleinere bedrijven
(tot 30 ha) zien hun inkomens onder
druk staan en kunnen op het eigen
bedrijf veelal niet meer komen tot een
rendabele inzet van arbeid. Dit leidt
vervolgens tot het zoeken naar aanvul-
Bron: CBS
lende inkomensbronnen buiten het be
drijf. Ook in de veehouderij (melkvee,
mestvarkens) zal een dergelijke ten
dens kunnen gaan optreden.
Twee deelgebieden
De overschotten in tal van sectoren in
de landbouw dwingen de Europese
landbouwministers te komen tot het
meer beheersbaar maken van de pro
duktie en het in die sfeer nemen van
beperkende maatregelen. Het stimu
leren van inkomensverwerving buiten
de landbouw biedt een goede mogelijk
heid tot ondersteuning respectievelijk
stabilisering van het totale inkomen.
Voor de circa 5 000 grotere nevenbe-
drijven (groter dan 70 sbe), die in om
vang niet veel verschillen van de klei
nere hoofdberoepsbedrijven, zou een
wat meer gericht beleid gevoerd kun
nen worden. In de reeds genoemde
notitie van het Ministerie worden ook
aanbevelingen in een dergelijke richting
gedaan. Er wordt een beleid aanbe
volen op een tweetal deelgebieden.
Enerzijds de verbetering van de kwa
liteit van de produkten en anderzijds de
verbetering van het produktiemilieu op
nevenbedrijven. Zo zullen bijvoorbeeld
de grotere nevenbedrijven in de vee
houderij moeten kunnen meeprofiteren
van financiële regelingen ter oplossing
van de meststoffenproblematiek. Ook
zij worden namelijk getroffen door de
wettelijke bepalingen ten aanzien van
mest. Bovendien zou een aantal neven
bedrijven een functie in het landschap
en bosonderhoud kunnen vervullen.
Verwacht mag worden dat het aantal
nevenberoepsbedrijven de komende ja
ren licht in aantal zal toenemen. Welis
waar leidt de genoemde vergrijzing en
het gevoerde landbouwbeleid tot een
teruggang, maar de toename van
nieuwe nevenbedrijven zal naar ver
wachting iets groter zijn. Veel huidige
hoofdberoepers zullen hun bedrijf on
der invloed van het landbouwbeleid
voor kortere of langere tijd als neven-
bedrijf gaan voortzetten. Deze tendens
begint zich al langzaam te manifes
teren.
Met deze categorie bedrijven lijkt in de
komende jaren dan ook meer rekening
gehouden te moeten worden. Dit neemt
niet weg dat het landbouwbeleid - zo
wel nationaal als in EG-verband - het
accent met name op de hoofdbe
roepers zal moeten blijven leggen. Im
mers, zij verzorgen het overgrote deel
van de produktie.