Financieringsrol van familie en verpachters teruggelopen Solvabiliteit op peil door waarde stijging grond en spaarzin 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 1974 tot 18,4 miljard gulden in 1985. Hierdoor is het aandeel van de Rabo bank in het vreemde vermogen op lange termijn in de agrarische sector gestegen tot 75% (in 1974 was dit 59%). Hoewel het vreemde vermogen van familie toegenomen is van 1,9 miljard gulden in 1974 tot 3,4 miljard gulden in 1985, is het aandeel van de familie in de financieringen op lange termijn te ruggelopen van 27% tot 14%. Wel speelt de familie nog een belangrijke rol bij de bedrijfsoverdrachten, waarbij de grond binnen de familie tegen re latief lage prijzen overgaat naar de vol gende generatie, die daardoor een snelle aanwas van het eigen vermogen kan realiseren. Het overige vreemde vermogen op lange termijn (2,6 miljard gulden in 1985) is afkomstig van an dere banken, institutionele beleggers en de overheid. In het voorgaande is het verpachters vermogen buiten beschouwing gelaten; toch speelt dit in de financiering van de agrarische sector een belangrijke rol. In 1985 was bijna 23% van het in de land bouw geïnvesteerde vermogen ver pachtersvermogen. In de loop der jaren is de betekenis van het verpachtersver mogen wel afgenomen, waardoor de vermogensvoorziening meer op andere wijze moest plaatsvinden. De schaalvergroting en toenemende kapitaalintensiteit krijgen nog meer reliëf, wanneer de bedrijven individueel worden bezien. Zo was er voor een gemiddeld bedrijf in 1974 een vermo gensbehoefte van ruim f 300 000, die in 1985 was opgelopen tot meer dan één miljoen gulden. In dit licht bezien is een solvabiliteit die over dezelfde periode is gedaald van ruim 78% tot krap 75% (beide exclusief verpachtersvermogen) nog zeer verdienstelijk. Naast de waar destijging van de grond heeft daarbij zeer zeker ook de spaarzin op de be drijven een rol gespeeld. Ondertussen is het verontrustend, dat het aandeel van de besparingen in de financie ringsmiddelen die jaarlijks beschikbaar komen in de jaren tachtig scherp is gedaald. Deze daling is veeleer het gevolg van een verslechtering van de resultaten dan van een afname van de spaarzin. Eigen financieringsmiddelen belangrijk Behalve de besparingen vormen de jaarlijks vrijkomende afschrijvingen een belangrijk financieringsmiddel in de agrarische bedrijven. Bovendien komen er middelen beschikbaar uit vermo gensoverdrachten, zoals erfenissen en investeringssubsidies (WIR). De be schikbaar komende middelen dienen niet alleen voor de financiering van de investeringen, maar ook voor de aflos sing van leningen en de versterking van de liquiditeitspositie. Van de eigen financieringsmiddelen op landbouwbedrijven bleef in de periode 1980/81 tot en met 1985/86 na aflos sing van schulden en versterking van de liquiditeitspositie 58% over voor de financiering van investeringen. Het aan deel van de eigen middelen in de finan ciering van investeringen op landbouw bedrijven blijkt dus zeer belangrijk te zijn. Dit wordt ook geïllustreerd in de figuur. Ondernemerschap telt steeds zwaarder bij kredietverlening Het ligt in de lijn van de verwachtingen, dat de solvabiliteit de komende jaren onder druk zal blijven staan, zonder dat deze overigens reden tot zorg zal geven. De verdergaande schaalvergro ting is een van de verklarende factoren bij de daling van de solvabiliteit. Door grotere bedrijven worden kleinere, vaak zeer solvabele bedrijven uitgekocht, waarbij de financiering voor een groot deel met vreemd vermogen plaatsvindt. In het verleden had zo'n 25 tot 30% van de investeringen in de landbouw be trekking op herfinanciering van afge vloeid vermogen. Door de hoge grond prijzen en de handel in melkquota is dit met name in 1986 hoger geweest. Ook de toenemende kapitaalintensiteit van de agrarische sector legt een druk op de solvabiliteit. Deze kapitaalintensi teit brengt een grotere vermogensbe hoefte met zich mee, waarin maar ten dele met eigen middelen kan worden voorzien, zodat het beroep op vreemd vermogen steeds groter wordt. In dit verband is het verschil in solvabiliteit tussen de tuinbouw en de rest van de agrarische sector illustratief. In de mo derne tuinbouw is al lang sprake van wat we zouden kunnen noemen een in dustrialisatie van het agrarische pro- duktieproces. Dit gaat gepaard met hoge investeringen en financiering met veel vreemd vermogen. In andere agra rische sectoren (intensieve veehouderij en rundveehouderij) is dit proces later op gang gekomen. Intussen stelt dit proces van industriali satie steeds grotere eisen aan het on dernemerschap. Het kennisterrein van de agrarische ondernemer wordt voort durend breder. Voor de Rabobankorga- nisatie is dit aanleiding het onderne merschap steeds zwaarder te laten meetellen in de beoordeling van de kredietwaardigheid van de bedrijven Figuur 1 Financiering van investeringen op landbouwbedrijven (exclusief tuinbouwbedrijven) miljarden guldens 5 4 bruto investeringen 3 2 gefinancierd met eigen middelen 1 o -Idf-iiiiiifitirr

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 34