Financieringsmogelijkheden door banken verruimd tig een rol van betekenis in de finan ciering van de landbouw. De ontwikkelingen gingen echter der mate snel. dat de behoefte gevoeld werd de financieringsmogelijkheden in een breder verband te bezien. Daar voor werd in 1957 de Commissie Land bouwkrediet onder voorzitterschap van prof. dr. G. M. Verrijn Stuart ingesteld. Deze commissie boog zich over de vraag of het georganiseerde landbouw krediet in overeenstemming was met de bestaande en de te verwachten fi nancieringsbehoefte. Als een van de uitvloeisels van de bevindingen en aanbevelingen van deze commissie werden de financieringsmogelijkheden door het coöperatief georganiseerde landbouwkredietwezen verruimd. Financieringen op secundaire zekerhe den werden mogelijk voor ondernemers en ondernemingen die op zichzelf le vensvatbaar waren, maar te weinig pri maire zekerheden konden bieden. De economische capaciteit van het bedrijf werd het belangrijkste criterium. In feite werd daarmee voor het eerst ook naar de vakbekwaamheid van de onderne mer gekeken bij de beoordeling van de financieringsaanvraag. Sterke toename investeringen De verruimde financieringsmogelijkhe den hebben ertoe bijgedragen, dat de agrarische sector zich daarna, zonder hinder te ondervinden van beperkingen op het financieringstechnische vlak, verder heeft kunnen ontwikkelen. Daar bij was ook een belangrijke rol weg gelegd voor de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de landbouw. Door faciliteiten te verlenen voor struc tuurverbetering van levensvatbare be drijven en het financieel aantrekkelijk te maken om een niet meer levensvatbaar bedrijf te beëindigen, heeft deze stich ting de structuurverbetering bevorderd. Het geïnvesteerde vermogen in de land- en tuinbouw is in de jaren zeven tig sterk toegenomen. Deze toename is enerzijds toe te schrijven aan de ver groting van de kapitaalgoederenvoor raad en anderzijds aan de prijsstijging van de (aanwezige) kapitaalgoederen. Vooral grond is sterk in prijs gestegen. Aandeel Rabobanken in financiering gestegen Het balanstotaal van de gehele land en tuinbouwsector beliep per 1 januari 1985 138,6 miljard gulden waarvan, 63% op grond en gebouwen betrekking had. Per 1 januari 1974 was het ba lanstotaal van de agrarische sector 52,5 miljard gulden. Wordt het ver pachtersvermogen buiten beschouwing gelaten dan blijkt dat in de land- en tuinbouw per 1 januari 1985 bijna 75% door eigen vermogen was gefinancierd; per 1 januari 1974 was dit 78,5%. Re latief gezien is de financiering met vreemd vermogen slechts weinig toe- Balans per 1 januari 1964 KAPITAAL Grond en gebouwen in eigendom 9,2 Gepachte grond en gebouwen 7,7 Overige kapitaalgoederen 6,5 Liquiditeiten en beleggingen 4,4 Balanstotaal 27,8 genomen, maar absoluut gezien is het totale vreemde vermogen gestegen van 8.8 miljard gulden in 1974 tot 27.1 mil jard gulden in 1985. Per 1 januari 1985 bestond 24,4 miljard gulden uit lenin gen op lange termijn en 2,7 miljard gulden uit kort vreemd vermogen. Het vreemde vermogen op lange ter mijn dat afkomstig is van de Rabobank, is gestegen van 4,2 miljard gulden in 1969 1974 1980 1984 1985 13,1 19,4 53,1 52,3 55,4 8,4 11,5 37,2 29,5 31,5 8,7 14,0 23,2 27,3 27,6 4,6 7,6 19,9 23,3 24,1 34,8 52,5 133,4 132.4 138,6 VERMOGEN Verpachtersvermogen 7,7 8.4 11,5 37,2 29,5 31,5 Vreemd vermogen: - leningen van Rabobanken 1,1 2,4 4,2 15,0 18,2 18.4 - leningen van familieleden 1,3 1,7 1,9 2,9 3,2 3,4 - overige leningen 0,8 0,7 1,0 3,2 2,7 2,6 Totaal lang vreemd vermogen 3,2 4,8 7,1 20,1 23,1 24,4 Totaal kort vreemd vermogen 0,9 1,2 1,7 2,4 2,6 2,7 Totaal vreemd vermogen 4,1 6,0 8,8 22,5 26,7 27,1 Totaal eigen vermogen 16,0 20,4 32,2 73,7 76,2 80,0 Balanstotaal 27,8 34,8 52,5 133,4 132,4 138,6 Balans van de gehele Nederlandse land- en tuinbouw (in miljarden guldens)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 33