at ons bezighoudt k is Agrarisch ondernemen 'Een stilliggend schip is niet te sturen'. Woorden van dr. Pieter Winsemius, ons welbekend. Hij betrok ze op onze land bouw, enige tijd geleden, op een sym posium in Wageningen met de veelzeg gende titel: 'Boer tussen markt, macht en milieu'. Winsemius, die er nuchter analyserend de problematiek van de Nederlandse landbouw schilderde, liet er geen gras over groeien. Zijn gehoor van overwe gend landbouweconomen hield hij in niet mis te verstane bewoordingen voor: 'De huidige discontinuïteit binnen de Nederlandse landbouw moet de grootst mogelijke zorgen baren.' En inderdaad, als het schip van de landbouw stuurloos zou blijken - stil liggend omdat men de richting kwijt is - kan het onderwijl aan de grond lopen of als er storm opsteekt, zelfs op de klippen gaan! Een waarschuwende boodschap van Winsemius daar in Wa geningen, die hij gepaard deed gaan met het dringende advies aan de sector om onverwijld in eigen kring een nieuwe, duidelijke koers uit te zetten. De commissie die door het Landbouw schap wordt ingesteld om de sextant te hanteren, komt dan ook geen moment te vroeg. Langzaam maar zeker is het over een breed front duidelijk geworden dat - in Wijffels' termen - 'het kante len van het landbouwbeleid' sneller ver loopt dan het zich liet aanzien. Een in gezette kantelbeweging gaat onstuit baar veel sneller naarmate de helling van het vlak toeneemt. En die helling is onmiskenbaar steiler geworden het af gelopen jaar. De ontwikkelingen op EG- niveau spreken boekdelen. Terugkerend naar dat symposium 'Boer tussen markt, macht en milieu', valt op dat de titel zo sprekend is gekozen. Er doemt een beeld op van een boer die fijngemalen dreigt te worden tussen drie enorme molenstenen. De boer als lijdend voorwerp. Geen prettig beeld. Het staat haaks op het beeld van de Nederlandse boer dat we zo graag - en al zo lang - koesteren. Ontglipt ons dit beeld nu door de toenemende druk van markt, macht en milieu op de boer? Het gevaar dreigt dat we door alle perikelen het geloof in de kracht van de boer verliezen, of erger: dat de boer het geloof in eigen kracht verliest. Al te snel - lijkt het - kan in het ver lengde van de vele getemperde be spiegelingen over zijn sector, de boer vervallen in een machteloos doem denken. Maar verkijken we ons dan niet op de boer? De sprekers op het symposium hadden het er niet gemakkelijk mee. Het waren deskundi gen op het gebied van de markt, van de macht en van het milieu. Vanuit de eigen invalshoek bracht ieder het on vermijdelijke van wat zou moeten gebeuren. Wat ondanks alles in de weinig opbeurende woorden - en het omzichtig discussiëren naderhand - doorklonk, was respect voor de boer en al waar hij voor staat, niet in de laatste plaats zijn coöperaties. Daarbij onderscheidde één spreker zich qua achtergrond, maar ook qua be nadering. Het was H. C. van der Maas, agrariër. Hij was daar 'gewoon' als boer. Uit de anonimiteit getreden, deed hij z'n zegje. Van hem weinig ontzag voor zijn collega-agrariërs: 'We moeten een tuindersmentaliteit krijgen!' en geen doekjes voor het bloeden: 'Kome, wat komen moet!' Maar het parool van zijn inleiding naar de drie M's toe was dan ook veelzeg gend genoeg: 'Het kan niet van één kant komen.' Maas bracht de bood schap over dat de boer het geloof in eigen kunnen bij lange na niet verloren heeft, het ook niet zal verliezen, mits er sprake kan zijn van een goed samen spel tussen boer, markt, macht en mi lieu en mits er sprake blijft van een goede coöperatieve samenwerking tus sen de boeren. 'Het is nu crisis maken omwille van de crisis. De boer moet tijd worden gegund om zich aan te pas sen!', aldus Maas, onder meer doelend op de niet aflatende en ingewikkelde bericht- en regelgeving die de boer overspoelt. Spreken, schrijven en adviseren over de landbouw is gemakkelijk genoeg met de wind in de zeilen. Nu het schip dreigt stil te vallen, is visie nodig om weer goed op de wind te komen. Visie stoelt op overwegen. De Rabobankor- ganisatie en tal van andere organi saties die nauw met de landbouw zijn verbonden, overwegen mee. Spreken hun kennis en know-how aan - onver mijdelijk ook in soms wat ambtelijk aan doende rapporten - om mee bij te dra gen aan het vinden van nieuwe richtin gen. Dit speciale landbouwnummer van 'Rabobank' is in dat teken komen te staan. 'Agrarisch Ondernemen' luidt het vignet. Want, los van alle abstracte en wetenschappelijke beschouwingen die over hem en zijn sector worden uit gestort, gaat het uiteindelijk om de boer zelf. Zijn ondernemen blijft het centrale element, waar alles om draait. Ook dat benadrukte Winsemius in Wageningen. En meer dan ooit praat de boer zelf mee, wil hij dat ook, omdat zijn toe komst, zijn bestaan in het geding is. Maas is zo'n voorbeeld. Ook in dit num mer agrarische ondernemers aan het woord. Want als iets duidelijk is in alle ontwikkelingen, is dat het uiteindelijk neer zal komen op de kwaliteit van het agrarisch ondernemerschap. En daarbij geldt als vanouds: een boer laat zich niet gauw wat aanpraten. Dat kunnen we vasthouden. Beperkte dijkbewaking opgeheven Bezorgd over de relatief sterk gegroei de geldhoeveelheid in ons land in de voorbije jaren, kwam de Nederlandsche Bank in februari 1986 met de represen tatieve organisaties van het krediet wezen overeen, dat deze instellingen de mate van geldschepping zouden be perken. In 1986 zag het bankwezen als collectiviteit geen kans om binnen de gestelde norm van 51/2% a 6% groei te blijven. De afspraak werd mede met het oog daarop aan het eind van dat jaar verlengd. De groei van het netto geld- scheppende bedrijf - dat wil zeggen de kredietverlening aan de private sector en de lange uitzettingen bij de over heid, gesaldeerd met de lange passiva - zou over twee jaren gemeten niet bo ven 11 a 12% mogen uitgaan. In het af gelopen jaar (althans voorzover daar over nu cijfers beschikbaar zijn) heeft de collectiviteit van banken wel voldaan aan deze norm. De geldscheppende activiteit van het bankwezen is inmid dels teruggelopen tot een tempo dat nauw aansluit bij de trendmatige groei van het nominale nationale inkomen. Gegeven de forse aderlating van spaargelden door de fiscale informa tieplicht mag dit een opmerkelijke pres tatie worden genoemd. Hieraan ligt met name ten grondslag de sterk ver hoogde inspanning van de banken om lang passief op de kapitaalmarkt aan te trekken. Het bankwezen, onze organi satie zeker niet uitgezonderd, heeft dus nogal wat zakken zand moeten aandra gen om de beperkte dijkbewaking suc cesvol te doen verlopen. In de visie van de Nederlandsche Bank is daarmee in 1987 een bijdrage geleverd aan de ver mindering van de kapitaaluitvoer, de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1988 | | pagina 2