Overheid erkent de stille kracht
van het MKB
Beleggen na de 'krach'
Vervolg Wob van pagina 3
bereid in plaats van de helft maximaal
2/3 deel door middel van borgstelling af
te dekken.
Afhankelijk van de parlementaire be
handeling van de voorstellen is het
streven de nieuwe regeling in het voor
jaar 1988 in te voeren. De overeen
gekomen hoofdlijnen vormen naar onze
mening een goede basis voor een func
tioneel overheidsinstrument om de fi
nancierbaarheid van ondernemingen in
het MKB te verbeteren. De risicover
zwaring voor de banken is niet gering.
Maar wij kunnen daar vrede mee
hebben, omdat het geheel een stuk
eenvoudiger van opzet is en de admini
stratieve lasten aanzienlijk zulien afne
men.
Doordat het rentabiliteitsperspectief
centraal staat, kunnen ook bedrijven op
basis van goede plannen voor over-
heidsgarantie in aanmerking komen.
Overheidsgarantie is altijd een effectief
instrument gebleken ter bevordering
van investeringen in het midden- en
kleinbedrijf. Ondernemers met op zich
zelf veelbelovende plannen kunnen
alleen aan de slag als de overheid een
garantie verstrekt voor een lening of
krediet. Naar onze schatting hangt zo'n
5% van de investeringen in het MKB
samen met door de overheid verleende
garanties. Op een totaal aan investerin
gen van ruim f 18,5 miljard dit jaar, is
dat bijna f 1 miljard. Met een relatief
gering beslag op de overheidsmiddelen
kan een grote stroom aan investeringen
op gang worden gehouden. Via de
nieuwe regeling zal de overheid beter
in staat zijn knelpunten weg te nemen
die het verkrijgen van vreemd vermo
gen in de weg staan. Voor ons midden-
en kleinbedrijf een keer ten goede.
De aanpassing van de Kredietregeling
Midden- en Kleinbedrijf geschiedt in het
kader van een brede beleidsvernieu-
wing. Onlangs presenteerde staatsse
cretaris Evenhuis (EZ) de beleidsnota
'Ruim baan voor ondernemen'. Hierin
wordt het midden- en kleinbedrijf in het
zonnetje gezet. Door de gehele nota
loopt de centrale gedachte dat het MKB
in onze maatschappij een prominente,
maar vaak niet altijd als zodanig er
kende, plaats inneemt. In de nota wordt
een scherpe analyse gegeven van de
sterke en zwakke punten van het MKB.
Het in de nota gepresenteerde beleid is
daarop afgestemd: de sterke punten
zoveel mogelijk verstevigen en de
zwakke punten, waar mogelijk, in ster
ke punten ombuigen. Er is dus sprake
van een offensief beleid, waarbij de
samenhang met het totale regerings
beleid niet uit het oog verloren wordt.
In de nota worden een aantal hoofdlij
nen uitgezet:
De overheid zelf kiest een beperkte
voorwaardenscheppende rol. De markt
krijgt daarentegen sterke nadruk.
Om één van de manco's van het
MKB (geen eigen stafdiensten) weg te
nemen, komt er extra aandacht voor
kennisvergroting via regionale Advies
centra.
Door aanpassing van de Krediet
regeling Midden- en Kleinbedrijf wordt
de mogelijkheid vergroot om veelbe
lovende ondernemers met te weinig
risicodragend vermogen toch te finan
cieren.
Uit de gehele beleidsnota blijkt een on
miskenbaar positieve stellingname van
de overheid ten opzichte van het MKB.
Er wordt een goed evenwicht gevonden
tussen enerzijds een noodzakelijk mini
maal integratiebeleid (MKB als onder
deel van totale bedrijfsleven) en ander
zijds voldoende ruimte voor de markt.
In de nota, die gezien het heterogene
karakter van het MKB in algemene be
woordingen is opgesteld, komt het inte
gratiebeleid tot uiting in de belofte, dat
bij het vaststellen van het regerings
beleid steeds het belang van het MKB
in het oog gehouden zal worden. Deze
belofte zal haar waarde echter in de
praktijk moeten bewijzen.
Opvallend is dat veel aandachtspunten
betrekking hebben op het technologie-
en exportbeleid. Afgezet tegen de op
bouw van het MKB blijkt, dat vooral de
industrie (22% van de totale
MKB-produktie), de groothandel (21%)
en de bouw (15%) hiervan kunnen pro
fiteren.
Voor andere sectoren binnen het MKB,
zoals de dienstverlening (16%) en de
horeca en detailhandel (14%) liggen de
knelpunten echter op een ander vlak.
Dit betreft vooral de stijging van de
loonkosten (waardoor het produkt van
de dienstverlening en de bouw relatief
steeds duurder wordt) en het informele
circuit, waarvan vooral de dienstverle
ning en de reparatiesector hinder on
dervinden.
Belangrijke onderdelen van het huidige
kabinetsbeleid, zoals het streven naar
een matige en gedifferentieerde loon
ontwikkeling en een relatieve verlaging
van het minimum loon (vooral van be
lang voor de detailhandel), zouden hier
in verbetering kunnen brengen.
De beleidsnota 'Ruim baan voor on
dernemen' bevat veel positieve punten
voor het MKB. Nu komt het aan op het
effectueren van de voorstellen.
Hoewel veel gewone beleggers de
schrik te pakken kregen na de recente
koersval, zijn er niet echt veel zodanig
geschrokken dat zij niet meer in ef
fecten zouden beleggen. Uit onderzoek
blijkt dat slechts 31% van de on
dervraagden zegt minder in aandelen
te zullen beleggen. Daarentegen zegt
10% juist meer aandelen te willen
aankopen. Voorlichting en advies voor
de individuele belegger zijn in Neder
landse media nogal schaars gebleven.
De commentaren beperken zich tot
specialistische analyses en prognoses
van beursnoteringen. Menigeen zal
zich echter op dit moment serieus af
vragen wat hij/zij moet doen.
Zo'n bezinning moet uitgaan van een
evenwichtige verdeling tussen risico en
opbrengst. Dit hangt af van leeftijd, de
periode waarin men het geld niet echt
direct nodig heeft, en de mate waarin
men bereid is risico te nemen. In elk
geval moet men niet meer in risicodra
gende stukken beleggen, dan men kan
verliezen zonder inbreuk te doen op
zijn financiële situatie. Zo is het onver
standig veel in effecten te steken als
men binnen afzienbare tijd een toelage
moet gaan uittrekken voor studerende
kinderen of als men over drie jaar met
pensioen gaat.
Renderend beleggen is vooral een
kwestie van tijd. Het advies van de ef
fectenhandel luidt kortweg 'jong begin
nen'. Hoe langer in effecten, hoe groter
de kans op kapitaalvergroting. In 1973
bleek uit een onderzoek van de Ver
eniging van Effectenbezitters dat 15%
van alle Nederlandse huishoudens ef
fecten bezat. In 1984 daalde dit tot
9,2%, terwijl de beurs gunstig was: men