Stagnatie investeringen door onzeker perspectief van deze voorwaarde voor innovatie. Zowel in het traject van universiteit naar ondernemer, als omgekeerd vervullen de betrokken Rabobanken - naast een louter financiële - een inhoudelijke rol waar het gaat om het onderling op el kaar afstemmen van kennis en markt. In het CIOT vullen universiteit en bank el kaar aan in het belang van ons midden- en kleinbedrijf. Burghouts was aanwezig toen eind sep tember de cursus 'Directievoering' van het CIOT werd geïntroduceerd met het symposium 'Innovatief ondernemen'. Hij sprak daar treffend over het grote belang van een 'meer vloeiende verbin ding tussen de kennis-stekker en het markt-stopcontact'. De overgang van kenniscircuit naar marktcircuit zal in een open economie als de onze veel soepe ler moeten gaan verlopen. Binnen een daarop toegesneden sociaal-economi sche infrastructuur moet een klimaat ontstaan, waarin nieuwe technologie met graagte wordt, maar ook kan wor den opgezogen. Met dit laatste stak Burghouts ook de hand in de bancaire boezem. 'De ken nisexplosies die we de laatste jaren al meemaken en die nog in hevigheid zul len toenemen, dwingen ook de banken tot het hanteren van meer toegesneden criteria voor hun financieringen. Daarbij is het bancaire zekerheidsbegrip aan verandering onderhevig. Voor de ban ken ligt er voor de komende jaren een taak om zorg te dragen voor voldoende kennis om innovatieve bedrijvigheid vanuit een financieringsoogpunt goed te kunnen beoordelen.' Wat de Rabobankorganisatie betreft kunnen we in dit opzicht met Burghouts optimistisch naar de toekomst blikken. Het ligt in onze structuur verankerd, dat door intern ondernemerschap dichtbij de leden-bedrijven goed voeling gehou den wordt met de technologische ver nieuwing en de bancaire consequenties daarvan. Participatie van Rabobankzijde in een initiatief als het CIOT vormt hier van mede een bewijs. In de Macro Economische Verkenning 1988, die gelijktijdig met de Miljoenen nota is verschenen, wordt voor volgend jaar een somber beeld van de Neder- Vervolg op pagina 6 In de maand oktober wordt wederom de, inmiddels elfde, uitgave van 'Cijfers en Trends' ge presenteerd. Deze uitgave weerspiegelt nu reeds vele jaren de economische activiteit van een belangrijk deel van onze leden. Immers, wij hebben ons met behoud van een historisch bepaald sterk 'groen' accent ontwik keld tot een 'brede' bank. Dat slaat niet alleen op de zich steeds maar uitbreidende financiële dienstverlening, maar vooral ook op de veelheid van sectoren waarop onze bancaire markt- inspanning zich is gaan richten. Een logisch vervolg was derhalve om na de agrarische ondernemer, ook de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf tot onze natuurlijke doelgroep te rekenen. En doelgroep zijn van een coöperatieve bank betekent méér dan te behoren tot de geachte clientèle. Het betekent lid worden en zijn van deze organisatie, overigens na een zorgvuldig selectie proces, want een coöperatieve bank gaat immers in principe een langdurige relatie aan. Leden mogen erop rekenen, dat deze coöperatieve bank haar rol vervult door haar tariefstel ling, begeleiding - vooral in moeilijke tijden - en ingeval van schaarste aan middelen door een duidelijke prioriteitstelling. Dat eist het ledenbelang. In datzelfde kader past dat wij zowel aan de ondernemers in het midden en kleinbedrijf zelf als aan de talrijke organisaties en instanties, die zich als adviseur voor deze sector opwerpen, juiste en adequate informatie bieden. In deze context geplaatst is het geen toeval, dat het juist de Rabobank is die met een derge hjke - door de jaren heen inmiddels gerijpte - publicatie haar taak vervult. Een taak ten behoeve van een sterk groeiende groep leden van onze bank - ruwweg gespro ken Li van onze kredietverlening - maar vooral ook een groep ondernemers die een essen tiële plaats inneemt in de sociaal-economische wereld van dit land. Aan de hand van een aantal kerncijfers laat zich deze positie schetsen. We hebben te maken met meer dan 460 000 bedrijven en bedrijfjes, verspreid over uiteenlo pende bedrijfstakken, met een aandeel in het nationaal inkomen van 40% en een bijdrage aan de export van 16%. Ook de totale werkgelegenheid in deze sector mag er zijn, inmiddels bijna 1 700 000 arbeidsplaatsen. Een aantal dat de laatste jaren voortdurend is gegroeid. Een sector die terecht veel aandacht verdient en inmiddels ook krijgt; dat was in het verleden wel eens anders. Gelukkig heeft de gewijzigde kijk op het ondernemerschap als onderdeel van een veranderd sociaal-economisch beleid daartoe veel bijgedragen. Een greep uit de vele initiatieven van de laatste jaren. Er zijn ruimere mogelijkheden gekomen voor ondernemend vermogen, ook via de Rabobank. Bedrijfsverzamelgebouwen zijn op vele plaatsen tot stand gekomen. Verscheidene universitaire instellingen hebben het ondernemer schap opnieuw onder de aandacht van hun studenten gebracht, hetgeen veelal leidde tot een krans van beginnende ondernemingen in de buurt van deze instellingen. Een zelfde soort beweging zien we bij sommige van onze zeer grote bedrijven, die hooggeschoolde werkne mers stimuleren zich als ondernemer te vestigen. Ook binnen de onderwijswereld zijn veel initiatieven te ontwaren, waarbij een van de meest recente is een gezamenlijk cursusproject van de Technologische Universiteit Twente en de Rabobankorganisatie, gericht op de ondernemer. En de commissie-Dekker, die tot opdracht had de regering te adviseren over het te voeren technologiebeleid, heeft ook een belangrijk gedeelte van haar rapport gewijd aan de relatie midden- en kleinbedrijf en technologie. Door deze commissie werd het belang van de technologie voor de economische ontwikkelin gen nog eens duidelijk onderstreept. Bovendien deed deze commissie met name aanbeveling om de verspreiding en verruiming van kennis in het midden en kleinbedrijf te verbeteren. De aanbevelingen van deze commissie zullen door de beleidsmakers in daden moeten wor den omgezet. Daarbij zal de overheid een stimulerende rol moeten vervullen. Ook op een ander terrein wordt van de overheid een duidelijke beleidsbijstelling verwacht. Gedoeld wordt op de Kredietregeling Midden- en Kleinbedrijf. Hoewel pas enige jaren gele den herzien, moet toch geconstateerd worden, dat de huidige regeling teveel sporen draagt van de bemoeizuchtige, 'en detail' regelende overheid. De Rabobankorganisatie heeft - te zamen met andere partijen - een helder alternatief op tafel gelegd. Daarbij is aandacht besteed aan een duidelijke doelstelling van de nieuwe regeling: het mogelijk maken van perspectief biedende bedrijvigheid door het opheffen van een zekerheidstekort voor finan cieringen. Vervolgens dient ook de aard van de garantie voor de betrokken partijen - onder nemers, bank en overheid - eenduidig te zijn: vooraf dient iedere partij te weten waarvoor hij heeft ingetekend. Tenslotte is veelal snelheid geboden in de afhandeling van dit soort pro cedures, tegen zo gering mogelijke kosten. Het lijkt erop dat door de overheid in deze fase voortvarend gewerkt wordt aan een nieuwe toekomstvaste Kredietregeling Midden- en Kleinbedrijf. Immers de Staatssecretaris die be last is met het beleid ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf heeft aangekondigd de regeling op 1 januari 1988 te zullen herzien. De Rabobankorganisatie juicht deze ontwikkeling ten gunste van een grote groep van haar leden van ganser harte toe. Burghouts

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 3