midden- en kleinbedrijf subsidies ter sti
mulering van innovatieve activiteiten
een onmisbaar instrument vormen.
Breed draagvlak noodzakelijk
reikend kennisniveau. Bij economische
haalbaarheid kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan een bedrijf dat wil moder
niseren, terwijl er geen machine ver
krijgbaar is die precies zo functioneert
als het bedrijf wil. Men zou dan zelf een
machine moeten (laten) ontwerpen en
bouwen. Dit brengt echter vaak hoge
kosten met zich mee, waardoor het
moeilijk wordt een rendabele exploitatie
te bereiken. Het bedrijf zal dan vaak ge
noegen moeten nemen met een be
staande machine wat ten koste gaat
van het innovatiepotentieel. Dit on
derstreept dat met name voor het
Opvallend is dat branche-organisaties,
in tegenstelling tot wat men misschien
zou verwachten, over het algemeen van
mening zijn dat de overheid wel vol
doende financiële bijdragen levert ter
stimulering van innovaties. Veel kritiek
heeft men echter op de moeite die moet
worden gedaan om bepaalde subsidies
te verkrijgen en op de tijdsduur van af
handeling. Ook zouden subsidies meer
op het midden- en kleinbedrijf moeten
worden afgestemd. De Innovatie Stimu-
lerings Regeling (Instir) bijvoorbeeld
maakt het bedrijven mogelijk om subsi
die te krijgen op personeelskosten die
gemaakt zijn voor speur- en ontwikke
lingswerk. De eerste honderd uren die
per persoon en per inrichting aan dit
werk worden besteed zijn echter niet
subsidiabel. Veel kleinere bedrijven ko
men niet of nauwelijks aan die grens,
waardoor de Instir voor hen van geen
betekenis is. Ook de informatievoorzie
ning over subsidies met betrekking tot
innovaties en technologische ontwikke
lingen door Economische Zaken ver
loopt bepaald nog niet vlekkeloos.
Gevraagd naar de houding van de ban
ken ten aanzien van technologische
ontwikkelingen hebben de branche
organisaties vooral kritiek op de terug
houdendheid die banken betrachten. De
banken zouden te veel naar zekerheden
kijken en te weinig naar de mogelijkhe
den van het bedrijf. Bij branche
organisaties bestaat ook de indruk dat
banken te weinig technische kennis in
huis hebben om innovatieve ontwikke
lingen goed te kunnen beoordelen.
Daarnaast wordt het belang van kennis
van de bedrijfstak voor de bank nog
eens sterk benadrukt.
Ten aanzien van de door de commissie-
Dekker geadviseerde Innovatie Advies
Centra (IAC) is er bij de branche
organisaties een wat afwachtende hou
ding te bespeuren. Men vraagt zich af of
de IAC inderdaad iets kunnen gaan toe
voegen aan bestaande instituten en be
nadrukt daarom dat de Centra meer zul
len moeten worden dan een extra loket.
Opvallend is verder dat de organisaties
die het idee goed vinden, er meestal aan
toevoegen dat ze de IAC voor de eigen
branche toch wat minder zinvol achten,
omdat deze te gespecialiseerd lijken. In
algemene zin wordt er door de branche
organisaties op gewezen dat het inno
vatievermogen van het midden- en
kleinbedrijf niet moet worden onder
schat. Het aantrekken van goede men
sen is meestal een groter probleem dan
de technologie.
In het rapport van de commissie-Dekker
wordt onder meer ook gesproken over
de behoefte aan scholing. Volgens de
branche-organisaties moet deze scho
ling worden verzorgd door een samen
werkingsverband tussen branche-orga
nisaties en reguliere scholen of vakinsti
tuten. De branche-organisaties moeten
de onderwerpen aandragen, de scholen
en/of vakinstituten moeten het lespro
gramma verzorgen. De helft van het
aantal benaderde branche-organisaties
acht zichzelf in staat om de latere scho
ling te verzorgen.
Resumerend kan worden gesteld dat er
bij bedrijven een grote behoefte bestaat
aan informatie op het gebied van inno
vatie en technologische ontwikkeling,
zowel op technisch als financieel ge
bied. Het idee van de commissie-Dekker
om hierin te voorzien door de oprichting
van Innovatie Advies Centra blijkt voor
alsnog door de branche-organisaties
met enige terughoudendheid ontvangen
te zijn. Men wacht af hoe dergelijke cen
tra hun praktische invulling zullen krij
gen. Daaruit zal nader moeten blijken
wat het belang en de mogelijkheden
voor het midden- en kleinbedrijf zullen
zijn.
Wanneer Innovatie Advies Centra suc
cesvol willen opereren, zal een breed
draagvlak noodzakelijk zijn. Dit betekent
dat de eerste jaren van cruciaal belang
zijn voor het verdere functioneren.
Daarom dient er voor te worden ge
waakt dat zeker in deze periode geen
concessies worden gedaan aan de kwa
liteit. Er zullen voldoende financiële mid
delen beschikbaar moeten worden
gesteld, bijvoorbeeld om de juiste vak
mensen van een hoog niveau aan te
trekken. Want navraag leert dat het be
drijfsleven niet zit te wachten op nog
een loket extra, maar toegevoegde
waarde verlangt.