Groot- versus kleinbedrijf Rabo-onderzoek naar branche organisaties en innovatie een relatief hoge opleiding en doet men aan lange-termijnplanning. Een niet- innovatief bedrijf komt naar voren als een traditioneel, kleiner bedrijf, relatief ouder en minder klantgericht. Werkne mers en directeur hebben daarnaast vaak een relatief lagere opleiding en er vindt minder lange-termijnplanning plaats. Er bestaat geen overeenstemming over de vraag welke categorie bedrijven meer innoveert: het midden- en kleinbe drijf of het grootbedrijf. Beide hebben zowel hun sterke als zwakke punten met betrekking tot innovatie. Grote ondernemingen beschikken vaak over een eigen onderzoek- en ontwikke lingsafdeling die een speciale taak heeft in de voortbrenging van nieuwe ideeën en de commercialisering daarvan. Ze kunnen zich ook in de ontwikkelings fase hooggekwalificeerd personeel ver oorloven. Doordat grote ondernemingen bovendien een betere toegang tot finan ciële markten hebben, kunnen zij meer projecten tegelijk aanpakken, waardoor de risico's worden gespreid. Zodoende komen vernieuwingsexperimenten met een groter risico eveneens in aanmer king. Ook hebben grote ondernemingen vaak al een commerciële afdeling die de markt kan verkennen en die, als het uit eindelijke produkt gereed is, de promo tie en het distributieproces kan verzor gen. Een nadeel is dat een grote onder neming logger en minder wendbaar is. Meer ingrijpende veranderingen komen moeizaam tot stand. Zo bestaat, van wege reeds gepleegde marketing-in- vesteringen, nogal eens de neiging om bestaande produkten te verbeteren in plaats van radicale innovaties door te voeren. Een ander nadeel is dat de func ties van onderzoek en ontwikkeling, verkoop, etcetera zijn verspreid over ver schillende afdelingen, waardoor de communicatie en in samenhang daar mee de coördinatie moeizamer gaat. Kleinere bedrijven zijn daarentegen flexibeler. Door het ontbreken van starre procedures is sprake van kortere com municatielijnen, waardoor de informatie iedereen eerder bereikt en er sneller besluiten kunnen worden genomen. Ook hebben kleinere bedrijven meer in formele contacten, waardoor ze sneller in staat zijn nieuwe mogelijkheden in de markt waar te nemen. Ze zijn eerder ge neigd radicale innovaties door te voeren en worden niet belemmerd door substi- tutieprodukten in het bestaande assorti ment. Nadelig voor kleinere bedrijven is dat het hun meestal ontbreekt aan een eigen onderzoek- en ontwikkelingsafde ling. Ook is het organisatievermogen vaak beperkt, waardoor onvoldoende rekening wordt gehouden met mogelijke problemen op het organisatorische of fi nanciële vlak. Voor vragen op het gebied van innova ties en technologische ontwikkelingen kan de onderneming een aantal infor matiebronnen raadplegen. Volgens een KNOV/NIPO-onderzoek zijn de meest geraadpleegde bronnen vakbladen (59%) en leveranciers (51%). Daarna komen branche-organisaties (27%), TNO (10%), universiteiten (5%) en transferpunten (2%). Aangezien een flink aantal vakbladen door branche organisaties wordt verzorgd, blijkt de branche-organisatie aldus één van de belangrijkste informatieleveranciers voor wat betreft technologische ont wikkelingen te zijn. Voor Rabobank Ne derland aanleiding om nader onderzoek te verrichten naar de rol van branche organisaties bij de technologische ont wikkelingen en hun visie daarop. Alle belangrijke branche-organisaties in de industrie werden op basis van een toe gezonden vragenlijst telefonisch be naderd. Dat innovaties en technologische ont wikkelingen sterk leven binnen de branche-organisaties, mag blijken uit het feit dat meer dan de helft een com missie of werkgroep heeft ingesteld die zich daarmee bezighoudt. Een aantal or ganisaties dat niet werkt met een der gelijke commissie of werkgroep, merkt op dat deze zelf te klein zijn en dat een overkoepelend orgaan die zaken in por tefeuille heeft. Als reden om geen werk groep in te stellen werd wel genoemd dat de branche wordt gedomineerd door enkele grote bedrijven die zelf aan dacht besteden aan innovatie en tech nologische ontwikkeling en als voor beeld dienen voor de kleinere bedrijven in de branche. Ook het concurrentie- aspect speelt een niet onbelangrijke rol. Innovatie vindt plaats om een voor sprong te behalen en te behouden op andere bedrijven. Uit het onderzoek blijkt voorts dat meer dan de helft van de branche organi saties vragen over innovaties krijgt op financieel en technisch gebied. Op fi nancieel gebied kunnen de vragen meestal wel beantwoord worden. Indien dit niet het geval is, wordt meestal door verwezen naar het Ministerie van Eco nomische Zaken. Op technisch gebied blijkt het wat moeilijker te liggen. Als de branche-organisaties de vragen niet kunnen beantwoorden, verwijzen ze al tijd door, meestal naar TNO of naar een overkoepelend orgaan binnen de be drijfstak. In mindere mate wordt er doorverwezen naar universiteiten. De economische haalbaarheid is vol gens de branche-organisaties het groot ste struikelblok bij het doorvoeren van innovaties en technologische ontwikke lingen, op korte afstand gevolgd door fi nanciële belemmeringen en een ontoe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 24