Vreugde uiteraard, vanwege het feit dat
met ingang van volgend jaar, afhankelijk
van het renteniveau, in de gemiddel
de gezinssituatie spaartegoeden tot
60 000 a 70 000 gulden kunnen wor
den aanhouden, zonder dat de rente
inkomsten daarover zullen worden be
last. Dit heeft betrekking op niet minder
dan 90 procent van de spaarders.
Droefenis, omdat de overheid de ban
ken opzadelt met verplichtingen in een
kwestie, waaraan naar onze mening de
banken part noch deel zouden behoren
te hebben. Het is al meermalen uit
gesproken: een correct aangiftegedrag
van rente-inkomsten is een zaak tussen
individuele contribuabelen en de be
lastingdienst.
Droefenis ook, omdat datgene, waar wij
altijd voor hebben gewaarschuwd zich
ook daadwerkelijk heeft voltrokken. En
dan hebben we het over het voor de fi
nancierbaarheid van met name kleinere
bedrijven uiterst ongunstige weglekken
van spaarmiddelen uit het banken-
circuit.
Of dat geld nu naar het buitenland of in
de oude sok is verdwenen, doet er min
der toe. Door het te onttrekken aan het
bankwezen is het verdwenen uit de pro-
duktieve sfeer. De ontbrekende midde
len kunnen langs andere weg wel weer
worden aangetrokken. Maar dat is duur
der en daardoor niet alleen nadelig voor
de banken, maar ook voor de te finan
cieren ondernemingen.
De voorzitter van onze Hoofddirectie,
drs. H. H. F. Wijffels, heeft daar, in zijn
hoedanigheid van voorzitter van het
College van Overleg der gezamenlijke
banken, bij twee gelegenheden voor de
TV op gewezen. Desgevraagd vertelde
hij dat dit weglekken in juli en augustus
voor het hele bankwezen kan worden
begroot op een bedrag van 2 miljard
gulden. Maar hij zei ook dat hij de indruk
heeft, dat dit verschijnsel weer aan het
wegebben is.
Steeds meer spaarders raken er inmid
dels van doordrongen, dat ze voor hun
spaarrente in fiscaal opzicht straks niets
meer te vrezen hebben en dat ze, door
nu hun tegoed op te nemen, zichzelf ten
onrechte het stempel 'zwart' zouden
opdrukken.
Immers, de inmiddels gekweekte rente
over het opgenomen tegoed wordt in
principe toch zichtbaar, omdat de fiscus
al de beschikking krijgt over de rentege-
gevens over het belastingjaar 1987.
Wijffels TV-optreden was een reactie op
de begin september eindelijk gestarte
voorlichtingscampagne van de belas
tingdienst om de spaarders gerust te
stellen.
Waarom eindelijk? In de kern van de
zaak zijn we natuurlijk blij met deze
campagne, waarop de banken overigens
ook met eigen materiaal inspelen. Maar
wat ons betreft had die campagne be
gin juli, tegelijk met de publikatie van de
aangescherpte verplichtingen op het
gebied van de rentegegevens, moeten
beginnen.
Het is niet te hopen dat parlementaire enquêtes, zoals hoorzittingen van het Con
gres in de Verenigde Staten, zullen gaan behoren tot ook onze dagelijkse portie
televisie-amusement. Eigenlijk zijn het droevig stemmende beelden van deftig doen
de heren die hardnekkig naar de bekende weg tijken te vragen, maar feitelijk hun
werk niet hebben gedaan. Chic napraten helpt dan alleen nog maar de indruk te be
vestigen, dat er weer eens overheidsbeleid is gevoerd met de voeten van de grond.
En opnieuw moet men zich afvragen: wat weten onze parlementariërs nu werkelijk
van wat er leeft en beweegt in onze samenleving, hoe ver staan beleidsmakers ver
wijderd van de echte maatschappelijke mechanieken? Niet onbelangrijk toch voor
wie zijn bevlogenheid wit zien omgezet in effectieve besturing.
Met deze wat cynische aanloop de sprong te wagen naar hetgeen zich momenteel
afspeelt in verband met de rente- renseignering, lijkt niet ongevaarlijk. Al te gauw
is immers de verdenking gewekt, dat een bank uit eigenbelang de zijde kiest van
Heden die het met de belastingwet wat minder nauw nemen. Laat ons dan nog maar
eens zeggen: dat kan niet aan de orde zijn.
Wat is dan wel de kwestie?
Dat onder politieke druk vanuit de volksvertegenwoordiging, zelfs zonder dat zij
daarvoor nog de wettelijke basis had geschapen, zo nodig een beweging moest
worden ingez?hebben daarvoor indringend gewaarschuwd, maar Den Haag be
schikte niet over de vingertoppen waarmee het dreigende gevaar zuiver was af te
tasten. Ook de monetaire autoriteit die het ontwaren van tekenen door de wet op
het lijf geschreven is wist, althans aanvankelijk, geen wolkje aan de hemel te
bespeuren. Geen groei van de bankbiljettencirculatie, niet de aangezwollen stroom
duizendjes in omloop, noch de gretige advertenties van banken van over de grens,
evenmin de aanwas van tegoeden van niet-ingezetenen in buurlanden 'keine
blasse Ahnung', om het maar eens te zeggen in een van de talen waarmee men zich
aan buitenlandse bankloketten pleegt te redden. Wel had men aan het Frede-
riksplein in de statistieken een toeneming van de binnenlandse geldschepping opge
merkt. De liquiditeitsquote, met als noemer het officieel waargenomen nationale in
komen (en waarom zou de groei daarvan nou toch zo achterblijven?) werd weer
draaipunt van het monetaire beleid. Om de informele kredietbeperking te bezweren
moeten banken achter spaargeld aan. Maar hebben we het nu niet over hetzelfde?
Gaat het dan om andere kapitaalstromen dan die welke onder politieke pressie het
officieel genoteerde monetaire circuit verruilen voor meer anonieme bewaar
plaatsen?
Bad policy drives out good money - een nieuwe variant op een oude economische
wet. Maar zij was ons al bekend uit sommige Latijns-Amerikaanse staten en, van
meer nabij, uit België waar men inmiddels het financieel-monetaire beleid wat beter
heeft gezwaluwstaart met de maatschappelijke werkelijkheid en zich nu ook om an
dere redenen het jaar 1830 weer met vreugde blijft herinneren. En wie dragen in ons
land de lasten van deze nieuwe onttrekking van spaartegoeden bij banken? Niet de
grote ondernemingen. Zij hebben in de laatste recessie geleerd, hun liquiditeit boven
alles hoog te houden en zich voor hun financiering niet werkelijk van banken afhan
kelijk te maken. Het kleine en middelgrote bedrijfsleven betaalt de prijs. En daarin
wordt - we zijn weer thuis - nu juist de hoofdmoot van ons nationale inkomen
verdiend. De sector is ook wel eens aangeduid als het vliegwiel van onze economie.
De financiering van het eigen-woningbezit, ook niet niks in termen van werkgele
genheid, zal er al evenmin goedkoper op worden. Hebben de parlementaire politieke
krachten al bij al dan toch niet iets in beweging gebracht dat gaandeweg op een
mallemolen is gaan lijken?
Een kolom als deze is te kort om nog wat meer pikante voorbeelden van dit type
beleidsverwarring aaneen te rijgen. Een fundamenteel kenmerk daarvan is, dat men
de statistische waarneming houdt voor de werkelijkheid. Dat bevordert bovendien
een vorm van bewustzijnsvernauwing die doet voorbijzien aan wezenlijke ont-
staansoorzaken van onwaarachtige maatschappelijke situaties. De Staat zou daarbij
ook eens naar zichzelf kunnen kijken. Bestuurlijk wijs omgaan daarmee vereist, be
halve een aanpak van de kernoorzaken, bewegingen met maatgevoel. De neergang
behoort in harmonische verhouding te staan tot de opgang. Men moet dan wel goed
weten welke muziek er in de samenleving wordt gespeeld. Besturen lijkt zo ook wel
eens op dansen, maar dat is heel iets anders dan zich voortbewegen met de voeten
van de grond. Hopelijk zal de verhoogde rentevrijstelling in de inkomstenbelasting
op langere termijn kunnen leiden tot een zachte landing. Maar intussen is er veel
onnodig een moeilijk herstelbare schade berokkend.
Klarenbeek
Vervolg op pag. 6