Aantrekkelijkheid Flora Concurrentieverhoudingen meer in. Er is heel wat gekissebist met de gemeente over uitbreiding, er zijn rapporten opgesteld, enzovoort. Een slepende kwestie. We besloten te ver trekken, alhoewel nog niet bekend was waarheen. Toen een plan voor huizen bouw in een polder hier kwam te verval len, was dat de kans voor Flora. Vanaf '76 zijn we gaan werken aan de realisa tie, in '80 werd het nieuwe complex in gebruik genomen. De zaken zijn toen in een stroomversnelling geraakt. Achteraf zeg je dat we 12 jaar te lang in de oude veiling hebben gezeten!' Carlier: 'Je kunt nu goed merken, bijvoorbeeld aan de uitstekende logistiek, dat men toen 'nieuw' kon gaan denken, op een groe ne wei kon beginnen.' Flora heeft met haar nieuwe start geprofiteerd van erva ringen bij andere veilingen die al langer aan het uitbreiden waren. Men kon zich bij collega's goed oriënteren en er voor deel mee doen. Iets waar de veiling nu nog steeds de vruchten van plukt. Hoe staan de coöperatiezaken? 'Als we uitsluitend zouden kijken naar bezoe kersaantallen van de algemene vergade ring,' reageert Van Nobelen, 'moest de constatering zijn dat het beter kon. We hebben 2000 leden, er waren er 400 op de laatste algemene vergadering. Maar dat is niet bepalend voor het al dan niet goed werken. Misschien is het juist wel een teken dat de coöperatie dan uitste kend draait. Er spelen blijkbaar geen grote problemen. Goed coöperatief be zig zijn, is in de eerste plaats goed voor lichten en een goed contact. We hebben onze Raad van Bijstand, de kring- en produktvergaderingen, de contactdienst en daarbij een zeer lage drempel naar het bestuur toe.' 'Als er vragen spelen,' voegt Carlier daaraan toe, 'pakken we die a la minute op. Dat voorkomt escala tie tot echte problemen. Men hoeft niet te wachten tot een ledenvergadering, de lijnen liggen kort.' Komt het coöperatieve nog op een spe ciale manier naar voren? In kostendoor- berekening bijvoorbeeld? 'In een veiling kun je kosten niet precies leggen waar die horen,' vindt Van Nobelen, 'het hele pakket telt, het één kan niet zonder het ander. We werken met een vrij hoge contributie, dus de basiskosten zijn voor elk lid hetzelfde. Voor kleine leden kan dat erg zwaar drukken. Aan de andere kant hanteren we een lage veilingprovi sie. Daar zijn we wel erg coöperatief in, want zonder de één, vindt de ander ook niet zo gemakkelijk zijn afzet. Daar moet je samen de kosten dragen, wil je als veiling tenminste aantrekkelijk blijven.' De aantrekkingskracht van Flora hangt nauw samen met de ontwikkeling van het tuinbouwcentrum Rijnsburg. Naar aanleiding van de bevindingen van de Structuurwerkgroep is het LEI gevraagd een rapport op te stellen over de struc turele problemen. Hierin wordt de vin ger gelegd op een aantal zaken die ver betering behoeven, zoals infrastructuur van het gebied, verouderde en te gerin ge glasopbouw en de mentaliteit ten opzichte van vernieuwingen. Carlier: 'Als we over Flora praten is het natuurlijk van eminent belang dat het de regio goed gaat, hoewel de regio niet ons enige aanvoergebied is. Onze aan voer is voor een niet onaanzienlijk deel landelijk van karakter, net zoals bij ande re veilingen. Maar de regio is onmisken baar een belangrijke basis. Benadrukt moet worden dat er binnen de regio ook bijzonder goede ontwikkelingen plaats vinden. Bijvoorbeeld wat er in het ge bied Kloosterschuur gebeurt: nieuwe, goed opgezette en efficiënt werkende bedrijven. Het is ons nieuwe tuinbouw gebied dat nu volloopt. In verband daar mee krijgt de oude structuur lucht en kunnen er verschuivingen plaatsvinden. Het creëert ruimte voor achterblijvers. Die zullen flink aan de weg moeten gaan timmeren, want - inderdaad - de glasopbouw is veelal verouderd. Veel kwekers moeten daarvoor financiële drempels nemen. Ook hebben we nogal wat oudere telers, die hun bedrijf vooral zien als een broodwinning voor de oude dag. Die hebben niet het idee om nog hard aan de weg te timmeren. Jammer is dat je mede daardoor de jongere ge neratie wat weg ziet lopen, de handel in vaak. Daarmee kansen ontnemend aan een sterk centrum.' Een andere constatering uit het LEI- rapport is dat er een te grote diversiteit aan teelten is. Men zou zich meer moe ten beperken. Van Nobelen: 'Vanouds hebben we hier een sterke bolbloemen- produktie met kleine bedrijven. Zomers worden andere produkten geteeld: zo merbloemen met name. Een heel groot sortiment, achter elkaar. Ontzettend moeilijk om daarmee een grote efficiën te produktie te krijgen en moeilijk te pro grammeren. Men zou eigenlijk veel meer naast een moderne tulpenbroeierij - op kisten, onder glas, gecomputeri seerd - een andere poot erbij moeten ontwikkelen. Maar dat vraagt grote in vesteringen, in tegenstelling tot de tra ditionele aanpak die erg arbeidsintensief is. Zeker, dat is voor velen begrijpelijk genoeg een heel moeilijke afweging. Maar de situatie nu is vaak verre van ideaal.' 'De jonge generatie staat er an ders in,' vult Carlier aan, 'vaak beter op geleid en geneigd een ander spoor te kiezen. Daarmee komt er een mentali teitsverandering. En laten we ze de ruimte geven. De handel, die met de paplepel ingegoten is, heeft een enorme aantrekkingskracht. Het kassenbedrijf moet interessant voor hen worden en blijven. Ze moeten het zien zitten en door goede voorbeelden gemotiveerd raken.' Beiden haasten zich om te verklaren dat niet de indruk moet ontstaan dat alles in Rijnsburg nou zo slecht zou zijn. Want dat is nou net niet het geval. Waar het om gaat, is dat de regio goed doorge licht wordt en dat (jonge) ondernemers ook met de resultaten ervan worden ge confronteerd. Het is een proces van ver nieuwing dat zich langzaam moet gaan ontrollen en dat steeds meer mensen zal doen zeggen: ja, we gaan het anders doen, we zetten de schouders eronder. Flora krijgt haar aanvoer voor ongeveer de helft van het centrum rond Rijns burg. Daar wordt nu met de Structuur werkgroep volop aan gewerkt. De ande re helft komt van 'buiten', is dus landelij ker van karakter. We zien in z'n alge meenheid dat de Nederlandse bloemen veilingen in toenemende mate aanvoer betrekken vanuit heel Nederland. De grenzen tussen de tuingebieden en hun eigen veiling vervagen. Het is samen werking wat de klok slaat. Hoe staat Flora in het concentratiegeweld, waar gaat het heen? Van Nobelen: 'Er ligt natuurlijk het be kende SPP rapport, waarin de positie van de bloemenveilingen in Nederland beoordeeld wordt. Dat wijst in de rich ting van een aantal samenwerkingver banden: clusters van veilingen. Voor Flora ook een aantal opties. We hebben alles op een rij gezet, overwogen, diep gaand besproken. Gezien de opties en de ontwikkeling daarin hebben we ge zegd: we zijn sterk genoeg om als zelfstandige veiling door te gaan. Maar we hebben er uitdrukkelijk bij gesteld dat we samenwerking niet uitsluiten. Bepaald niet! En dat is een belangrijk zinnetje natuurlijk! Wel moet het alle maal passen. En laten we niet vergeten: er is natuurlijk volop samenwerking, kijk maar naar de VBN. Gezamenlijk profile ren we Nederland, als bloemenland, dat is ook onze verantwoordelijkheid als ge zamenlijke bloemenveilingen. Voor Flora is het dan ook bepaald geen prestige-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 21