i z Verstandig beleid Marginale wig in 1983 van de OESO landen 1) (lastenstijging in procenten van loonkostenstijging) directe belastingen 70 60 50 40 30 20 "O c 5 <D "O ai premies sociale verzekeringen r: (D -O NI c <D b-> CO O O :0> TJ rö c c "O T3 c c CD CD co CD CD '5 NI c "O Q 0) c O) ro co 3 CD _Q) 0 O Z O O zz c 'c O 70 60 50 40 30 20 10 0 1) van de gemiddelde werknemer Bron. OESO, OECD Economie Surveys; Netherlands, 1987 lastingopbrengsten toe. Een (soms groot) deel van de belastingverlaging wordt dan terugverdiend (de zogenaam de inverdieneffecten). Deze redenering is echter afhankelijk van een aantal cruciale vooronderstel lingen. Ten eerste moeten de lagere be lastingontvangsten niet gecompen seerd worden door lagere overheidsuit gaven omdat het stimulerend effect dan wegvalt. Ten tweede is de uitkomst van een belastingverlaging afhankelijk van de positie van de economie. In geval van onderbesteding, dus bij een omvangrijk spaaroverschot, hoge werkloosheid en niet-benutte kapitaalgoederen, zal het effect sterk en duidelijk zijn. Doet zich daarentegen een krappe arbeidsmarkt en een reeds krachtige investeringsgroei voor, dan kan door een stijging van de loonkosten en de rente een averechts effect optreden. Tenslotte is in het bijzonder voor Neder land het volgende van belang. Een groot deel van de gestimuleerde consumptie en investeringen zal zijn weg vinden naar het buitenland: er wordt meer inge voerd. Zo profiteert ook het buitenland van een belastingverlaging hier. Een be lastingverlaging in ons land zal dan ook niet zoveel effect sorteren als in een meer gesloten economie, zoals die van de Verenigde Staten. In ons land moet een belastingverlaging dan ook niet los worden gezien van de loonontwikkeling. Als verlaging van de loon en inkomstenbelasting gepaard gaat met loonmatiging worden twee vliegen in één klap geslagen. Enerzijds lopen langs die weg de koopkracht en daarmee de binnenlandse bestedingen geen gevaar, terwijl anderzijds loon kostenmatiging de export en de investe ringen bevordert. Becijferingen van het Centraal Planbureau wijzen uit dat deze benadering de beste economische ef fecten oplevert. Daarmee zijn we in feite teruggekeerd naar de eerder genoemde aanbod-economische benadering van belastingverlaging. In diverse landen om ons heen is sprake van belastingverlaging. Daarbij zijn voor een deel aanbod-economische factoren in het geding, met name als het gaat om de verlaging van de marginale tarieven van de loon- en inkomstenbelasting. Maar in het brede verband van de on evenwichtige ontwikkelingen in de we reldeconomie wordt belastingverlaging ook bepleit om de bestedingen te bevor deren. Daarbij wordt met name naar West-Duitsland en Japan gekeken. Voor Nederland dient voor het komende jaar een afweging te worden gemaakt tussen de wenselijkheid van verruiming van de bestedingen, het via belasting verlaging matigen van de loonontwikke ling en het terugdringen van het om vangrijke financieringstekort van de overheid. Naar verwachting zal de Mil joenennota 1988 - op het moment van dit schrijven nog niet gepubliceerd - slechts in vrij geringe mate belasting verlagende maatregelen voor de burger bevatten. Daarmee dreigen wij met de hoogte van onze tarieven in internatio naal verband danig uit de pas te blijven lopen. Wel zou een geringe belastingverlaging betekenen, dat in 1988 niet alle kaarten op verkleining van het financieringste kort worden gezet. Omdat desondanks de doelstelling voor het tekort van het rijk in 1990, die 5van het nationale inkomen is, haalbaar lijkt, is dat in de gegeven omstandigheden verstandig beleid. Wellicht dat eerst aan het eind van deze kabinetsperiode, bij invoering van de voorstellen van de commissie-Oort, ruimte zal worden gevonden voor een substantiële verlaging van de loon- en inkomstenbelasting. Daarmee kunnen dan tevens negatieve inkomenseffecten van de voorstellen-Oort voor sommige categorieën belastingbetalers worden voorkomen. Wil belastingverlaging ech ter een substantieel gunstige uitwerking hebben op de economie, dan is een jaar lijks omvangrijk en lange tijd volgehou den programma van lastenverlichting noodzakelijk. Als we er in de komende jaren in slagen de problemen van het omvangrijke financieringstekort van de overheid onder de knie te krijgen, zou dat een taakstelling voor de jaren ne gentig kunnen worden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 10