Tegenvallers maatregelen bij het Anglosaksische Vooruitzich ten ken om bij herstructureringen een keuze te maken uit een heel menu van finan- cieringsvormen (met verschillende loop tijden, valutasoorten, rentevoeten, risi cograden etc.). Hiermee wordt de flexi biliteit voor de betrokken banken wel vergroot en daarmee ook hun bereid heid bevorderd om aan de herstructure ring en aan de nieuwe kredietverlening mee te doen, maar het blijven toch alle maal kunstgrepen in de marge, waar mee het schuldprobleem vooralsnog wel in bedwang wordt gehouden, maar niet of nauwelijks echt wordt over wonnen. De toegenomen aantrekkingskracht van de alternatieve oplossingen houdt mede verband met de teleurstelling over de uitkomsten van de sedert 1982 gehan teerde schuldstrategie. Deze laatste is namelijk na de bevredigende resultaten uit de beginjaren in toenemende mate op tegenslagen gestuit. Zo kregen de schuldlanden de laatste paar jaren te maken met een tegenvallende ontwik keling van de wereldconjunctuur. De economische groei in de industrielan den vertraagde, de grondstoffenprijzen op de wereldmarkten daalden en de be perkingen in het wereldhandelsverkeer namen toe, waardoor de uitvoerop- brengsten van de ontwikkelingslanden sterk terugliepen. Tegelijkertijd bleef de reële rentestand hoog en groeide de on zekerheid over het beloop van de wis selkoersen. Bovendien zijn er ook vertragingen op getreden in het binnenlandse aanpas singsproces in de schuldlanden zelf. Niet alleen werd het door een toene mende aanpassingsmoeheid steeds moeilijker om verdergaande bezuinigin gen en bestedingsbeperkingen door te voeren, maar tevens werd het allengs duidelijker dat daarnaast ook een struc tureel aanbodbeleid niet langer gemist kon worden. Door het ontbreken hier van was een op uitvoer en investeringen steunend groeiherstel in de betrokken ontwikkelingslanden onvoldoende tot stand gekomen. Een en ander beteken de voor de schuldlanden, dat vanaf het jaar 1985 het tekort op de lopende reke ning van hun betalingsbalans niet of nauwelijks meer afnam, de omvang van hun buitenlandse schuld verder steeg en ook de last van rente en aflossing weer zwaarder begon te drukken op hun teruglopende uitvoeropbrengst. Ten slotte moest daarenboven nog wor den geconstateerd, dat de netto spon tane of vrijwillige kredietverlening door het internationale bankwezen aan de schuldlanden als totaliteit vrijwel tot stilstand is gekomen. De banken zijn zelfs steeds meer weerstand gaan bie den tegen deelneming aan gezamenlijke herfinancieringsacties voor de ern stigste probleemlanden, naarmate de tijd verstreek zonder voldoende tekenen van vooruitgang op de weg naar herstel van hun kredietwaardigheid. Inmiddels blijkt het teleurstellende re sultaat bij de oplossing van de schuld- problematiek in de ontwikkelingslanden ook te hebben geleid tot drastische bankwezen. Zo hebben de grootste Amerikaanse banken onder aanvoering van Citibank onlangs eindelijk besloten hun vorderingen op bepaalde schuldlan den als het ware gedeeltelijk af te schrij ven en daarvoor een voorziening te tref fen ten laste van hun resultatenreke ning. Dit voorbeeld is nagevolgd door de grote Engelse banken, waarvan de Mid land Bank tevens is overgegaan tot ver koop van enkele dochters om met de opbrengst daarvan haar voorziening voor leningen aan debiteurlanden te kunnen aanvullen. Als gevolg van de geschetste tegenval lers en de hierdoor uitgelokte reacties is het klimaat tussen crediteurbanken en debiteurlanden niet echt verbeterd. Daarbij is ook een groeiende neiging ontstaan om de tot nu toe gehanteerde strategie van onderlinge samenwerking bij de bestrijding van de schuldcrisis overboord te zetten. Toch wordt met na me door internationale financiële orga nisaties (zoals het Internationale Mone taire Fonds en de Bank voor Internatio nale Betalingen) met klem gepleit voor een voortzetting van de traditionele Dorpsleven in Mexico. Voor een groot deel van de bevolking gaat het leven - met of zonder schuldprobleem - als altijd z 'n gang. aanpak, waarbij alle betrokken partijen hun eigen bijdrage moeten leveren aan de gezamenlijke oplossing van het schuldprobleem. De grondgedachten van het Baker-initiatief zijn immers nog steeds geldig. De ontwikkelingslanden kunnen hun huidige schuldproblemen niet oplossen en hun kredietwaardigheid niet herstel len zonder een meer op de markt geo riënteerd beleid te voeren, dat hun nati onale economie via een structureel aan passingsproces op een uitvoergericht groeipad brengt. Dit zal echter gepaard gaan met een toenemende invoerbe- hoefte, die althans in eerste aanleg leidt tot een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. De financiering van deze betalingsba lanstekorten zal moeten geschieden met buitenlands kapitaal, zowel met of ficiële als met private middelen. Daar toe behoren inkomensoverdrachten en zachte leningen van overheden in het kader van de ontwikkelingshulp en lan ge leningen van multilaterale ontwikke lingsbanken, evenals particulier kapitaal in de vorm van korte bankkredieten voor handelsfinanciering, lange lenin gen voor investeringsprojecten en risi codragend vermogen, alsmede terug keer van vluchtkapitaal uit het bui tenland. Het aldus gefinancierde en op groei ge richte aanpassingsproces in de ontwik kelingslanden is echter slechts mogelijk in het kader van een gunstig financieel- economisch wereldklimaat. Daaraan moeten de grootste industrielanden de voornaamste bijdrage leveren door te zorgen voor een vrijer wereldhandels- verkeer, een krachtiger economische groei en een meer evenwichtige finan ciële omgeving met lage rentestanden en stabiele wisselkoersen. Bij de internationale coördinatie van dit beleid in de industrielanden kan het IMF een belangrijke rol spelen, evenals - te zamen met de Wereldbank - bij de opstelling van het aanpassingsbeleid in de ontwikkelingslanden en bij de finan ciering daarvan. Aldus kan men toch slechts conclude ren, dat de schuldcrisis inderdaad over wonnen moet worden door samenwer king tussen alle betrokken partijen: ont wikkelingslanden en industrielanden, debiteuren en crediteuren, overheden en banken, nationale autoriteiten en in ternationale instellingen. Deze zal thans echter meer dan voorheen gericht moe ten zijn op groeibevordering en aan bodstimulering door structurele aanpas sing op langere termijn en met een gro tere rol voor de Wereldbank. Kortom: de oude strategie met een nieuw elan. Of, zoals Martin Feldstein in The Economist en David Rockefeller in The New York Times het onlangs allebei uitdrukten: een proces van 'voortmod deren', dat niet fantastisch is en even min dramatisch, maar wel praktisch, want het werkt! Het heeft ons immers al vijf jaar lang behoed voor de vaak voorspelde ramp van een uit de hand gelopen schuldcrisis.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 11