Algemene Vergadering 1987
Vervolg van pagina 23
Wat de heer Van der Ploeg ons in Sur-
huisterveen voorhield was goed herken
baar terug te vinden in de inleidingen
van een paar dagen later in Utrecht.
Van der Ploeg: 'Wat me vooral zo treft in
dit soort grote vergaderingen is de soe
pele wijze waarop ze verlopen en daar
mee bedoel ik niet alleen de bloemen en
de smakelijke lunch, maar vooral de in
houdelijke presentatie van de diverse in
leidingen. Wat ik zeer op prijs stel is de
duidelijke taal die wordt gebezigd. Het
blijft boeiend en het is verrassend als je
er zoveel van jezelf in terugvindt. Dat
betekent dat je op de goede lijn zit.'
Wat doorvragend in Utrecht welke die
herkenbare zaken voor de heer Van der
Ploeg en voor zijn bank waren, duidt hij
op het opleidingenaspect, de kosten
ontwikkeling en de nieuwe distributie
vormen, die met name door Wijffels aan
het eind van zijn betoog werden sa
mengevat.
De heer Van der Ploeg ervaart die
aspecten als tamelijk waarschuwend, in
positieve zin en hij licht het graag toe:
'Als toeziend bestuurder zou je geneigd
kunnen zijn je wat afstandelijk op te
stellen. Ik zie dat anders. Ik denk dat je
op veel terreinen mag, nee, moet mee-
signaleren en de handen mee uit de
mouwen dient te steken. Nieuwe ont
wikkelingen vergen bij onze organisatie
vaak veel discussie. Neem de automati
sering, daar kan geen mens toch om
heen, dat moet. Het gaat razendsnel,
het kost moeite om dat bij te houden.
Daar hoor je als bestuurder eigentijds
op in te spelen. Het te formuleren beleid
moet de directeur en zijn specialisten in
de praktijk de nodige ruimte geven.
Kwestie van overleg en samenspel.
Van der Ploeg ziet terug op een nuttige
en interessante vergadering in Utrecht:
'Het is prima te horen dat de groei van
onze relaties in het MKB zo voorspoedig
is en het is goed met de neus op de fei
ten van de veranderende spaar mar kt te
worden gedrukt, te ervaren hoe alert
Rabobank Nederland reageert op over
heidsmaatregelen, die ons mogelijk par
ten kunnen spelen, zoals die fiscaliteit
aan de creditkant. Wat ik een beetje heb
gemist zijn wat concretere handvatten
waarmee we zouden kunnen werken
om ons te kunnen onderscheiden van
anderen. Ik zou best nog wat meer heb
ben willen horen over de coöperatieve
discussie.
Een laatste 'oprjochte' ontboezeming
van een ras-echte Fries, voordat hij de
weg terug naar eigen werkgebied langs
de snelle, maar ietwat eentonige Flevo-
route aanvaardt. Misschien denkt Van
der Ploeg onderweg nog even terug aan
de door Wijffels gemaakte vergelijking
met het geaccidenteerde terrein, dat je
in ieder geval wakker houdt en dat is
voor bestuurders een eerste vereiste.
JO
luchtig gedaan over de gevolgen die
met name voor de financiering van klei
nere ondernemingen kunnen voortvloei
en uit de verlegging van de spaarstro-
men. Wat dat betreft is het ontwerp
SER-advies over de besparingen via in
stitutionele beleggers realistischer.
Daarin wordt terecht gewezen op de
mogelijke prijsverhogende effecten op
financieringen als banken hun middelen
via een omweg, dat wil zeggen op de
kapitaalmarkt in plaats van rechtstreeks
van spaarders, moeten aantrekken. Met
name de kleinere ondernemingen, die
uitsluitend op banken zijn aangewezen
voor hun financieringen, zouden daar
van de nadelige effecten ondervinden.
Het is dan ook geheel in lijn met onze
doelstelling dat wij aandringen op een
goede rechtstreekse toegang tot de ge
zinsbesparingen. Dat is noodzakelijk om
de belangen van onze leden-bedrijven
- 9 van de 10 in de landbouw en 1 op
de 3 in het midden- en kleinbedrijf - zo
goed mogelijk te kunnen behartigen. De
aanbevelingen van de spaarnota doen in
dit verband niet erg serieus aan. Bemid
deling buiten de balans om - bijvoor
beeld in de vorm van 'commercial pa
per' - is voor kleinere ondernemingen
geen alternatief.
Dat laatste ligt niet in de lijn van onze
doelstelling en zou overigens ook het
Ministerie van Financiën in navolging
van het SER-advies op grond van
macro-economische overwegingen een
zorg moeten zijn.
rendement na belastingen is
steeds vaker de maatstaf die spaarders
hanteren
Het zal tegen de achtergrond van deze
beschouwing geen verwondering wek
ken als ik zeg dat wij met grote nadruk
zullen blijven ijveren voor een betere fis
cale behandeling van bankbesparingen.
Wij zijn dat verplicht ter behartiging van
de aan ons toevertrouwde belangen. De
belangen van financieringsrelaties en
spaarders lopen daarbij parallel. Een be
tere fiscale positie zou gerealiseerd
moeten worden langs de volgende twee
wegen:
1. een aanmerkelijke verruiming van de
rentevrijstelling voor de inkomstenbe
lasting;
2. een betere toegang tot fiscale facili
teiten voor voorzorgspaarprodukten bij
banken.
Wat het eerste betreft lijkt er uitzicht op
realisatie te bestaan. In de Tweede Ka
mer is een motie aanvaard waarin wordt
gepleit voor verhoging van de rente
vrijstelling tot f 1 000,- per persoon,
introductie van een rentevrijstelling van