Algemene Vergadering 1987
drs. KKF Wijffels
Fiscaal klimaat beïnvloedt
spaargedrag
Netto-rendementsbewustzijn
22
mr. H.JAEJ
I
uitzettingen zijn verbonden. Op basis
van onze eigen ervaringen is een lagere
eis voor hypothecair gedekte vorderin
gen op zijn plaats. Als daarvoor interna
tionaal gezien weinig begrip bestaat zul
len wij ons moeten inspannen dat be
grip bij te brengen. Naar verwachting
zullen de nieuwe eisen nog dit jaar van
kracht worden. Zo gauw deze en detail
bekend zijn zullen wij de consequenties
ervan voor onze interne financiële ver
houdingen en regelingen in kaart bren
gen en in de organisatie aan de orde
stellen.
Artikel 2 van de statuten van de lokale
Rabobanken spreekt behalve over onze
taak ten aanzien van kredietverlening
ook over middelenwerving. Er staat dat
de ledenbelangen mede dienen te wor
den behartigd 'door het aantrekken van
gelden, in het bijzonder van spaar
gelden'.
Het aanbieden van veilige spaar-en be
leggingsmogelijkheden is een vitaal on
derdeel van onze bedrijfsactiviteiten,
want zonder grondstof kunnen we onze
hoofdtaak eenvoudigweg niet vervullen.
Op dit terrein waren de ontwikkelingen
in 1986 minder uitbundig dan bij de kre
dietverlening. Voor het vierde achter
eenvolgende jaar bleef de groei van de
toevertrouwde middelen achter bij de
groei van de kredietverlening. Deson
danks was 1986 geen echt slecht jaar
omdat het totaal van de toevertrouwde
middelen nog met zo'n 5% toenam.
De groei was daarmee in 1986 welis
waar beter dan in voorafgaande jaren,
maar niettemin gematigd. Bovendien
had de middelengroei meer betrekking
op kortlopende middelen die zoals be
kend in het kader van de informele kre-
dietbeheersing van de Nederlandsche
Bank niet tot de lange passiva mogen
worden gerekend.
De hoge liquiditeitsgraad van het be
drijfsleven kwam, zoals de laatste jaren
gebruikelijk, tot uitdrukking in forse en
nog groeiende tegoeden op depositore
keningen en op rekeningen-courant. In
hun streven naar flexibiliteit stallen be
drijven thans beschikbare middelen op
zodanige wijze bij banken, dat zij er des
gewenst op zeer korte termijn over kun
nen beschikken. Ook particulieren toon
den een toenemende liquiditeitsvoor
keur: de tegoeden op betaalrekeningen
namen beduidend toe. De door particu
lieren aangehouden tegoeden ontwik
kelden zich in het tweede halfjaar van
1986 overigens in het algemeen wat
ontwikkelingen bij middelenwer
ving minder uitbundig dan bij krediet
verlening
gunstiger. Daarbij speelden de hoge reë
le rente en produktvernieuwing - Rabo
Lijfrente Koopsompolis - een rol. He
laas is opnieuw bevestigd dat het groei
tempo van de spaarmiddelen vergele
ken met de jaren '70 op een structureel
lager niveau is terecht gekomen. Naar
onze waarneming in de dagelijkse prak
tijk is het fiscale klimaat rondom bank-
besparingen daaraan bepaald niet
vreemd. Wel vreemd is het dat het Mi
nisterie van Financiën dezer dagen een
persbericht heeft verspreid onder de
kop: 'geringe spaaraanwas banken nau
welijks gevolg van fiscale behandeling'.
Ik noem dat vreemd, niet alleen omdat
het strijdig is met onze eigen ervarin
gen, maar vooral ook omdat het niet
strookt met wat uit de onderliggende
I notitie over het verloop van de
spaarstromen in ons land kan worden
afgeleid. Het gaat hier om een aangele
genheid die voor ons functioneren als
coöperatieve bankorganisatie van es
sentieel belang is. Ik wil dan ook niet
nalaten bij deze gelegenheid commen
taar te leveren op de notitie
spaarstromen.
De notitie bevestigt onze eerdere eigen
analyses dat een steeds groter deel van
de gezinsbesparingen plaatsvindt in de
vorm van contractuele besparingen. Het
aandeel daarvan in het totaal is inmid
dels opgelopen tot 80%. Het groot
ste deel van de contractuele besparin
gen vindt plaats via de collectieve pen
sioencontracten. Echter ook het bedrag
dat is gemoeid met individuele contrac
ten stijgt flink, namelijk van gemiddeld
f 4,5 miljard per jaar in de periode
1980-1982 tot gemiddeld f 6,5 mil
jard per jaar in de periode 1983-1985. In
schrille tegenstelling daarmee verloopt
de groei van de tegoeden op bancaire
spaarrekeningen, die in dezelfde periode
daalt van f 9,9 tot f 4,4 miljard per jaar.
De groei van de tegoeden op spaarreke
ningen bij banken bestaat de laatste ja
ren vrijwel uitsluitend uit de bijgeschre
ven rente.
Sinds 1980 is dus sprake van meer dan
een halvering van de jaarlijkse nominale
groei van spaartegoeden bij banken. In
dezelfde periode zijn de jaarlijkse bespa
ringen via individuele contracten met
pensioenverzekeraars gestegen met bij
na 50%. Het lijkt uiterst onwaarschijn
lijk dat er niet een zekere relatie tussen
deze twee bewegingen zou zijn en dat
de fiscaliteit daarin niet mede een rol
heeft gespeeld.
In de nota van Financiën wordt ook een
aantal andere oorzaken van de terug
gang in de bankbesparingen aange
voerd. Genoemd worden onder meer:
de verschuiving naar belegging in ef
fecten;
het sterk toegenomen liquiditeitsbezit
van gezinnen, onder meer tot uiting ko
mend in de enorme groei van het aantal
duizendjes in omloop;
het plaatsen van spaargelden bij bui
tenlandse banken;
de toegenomen rentebewustheid van
spaarders.