Toekomstvaste coöperatieve
doelstelling in veranderende
samenleving
Algemene Vergadering 1987
Rede mr. O. W. A. Baron van Verschuer
'De Algemene Vergadering van onze organisatie is steeds een
hoogtepunt van de bestuurlijke activiteiten van onze organisatie.
Naast de formele taak - het behandelen van de agendapunten
- heeft deze vergadering nog een tweede functie die niet in de
statuten is vastgelegd. Het is de enige keer per jaar dat
vertegenwoordigers van alle organen van onze organisatie in
vergadering bijeen komen. Daarmede markeert deze vergadering
onze samenhang, onze coöperatieve eenheid, essentieel voor ons
bestaan.'
Met deze woorden opende - en typeerde - mr. O. W. A. Baron
van Verschuer de Algemene Vergadering van Rabobank
Nederland op 4 juni 1987.
Groei agrarische sector
onder druk
Nieuwe technologie vraagt extra
opleidingsinspanning
Veranderend behoeftepatroon
vraagt actie van organisatie
omende van alle windstreken
van ons land met verschillen
de achtergronden en proble
men, sterk betrokken met
het plaatselijke wel en wee, is
deze vergadering de spiegel
van de maatschappij. Veran
deringen die zich in de maat
schappij voltrekken, zullen met name
ons als Rabobanken direct raken.
En er zijn veel veranderingen. Economi
sche, sociale en technologische veran
deringen. De veranderingen zijn vaak
klein en komen heel geleidelijk ons leven
van alledag binnen. Maar als je de moei
te neemt alle kleine veranderingen over
veel jaren gespreid bij elkaar op te tellen,
dan ontkom je niet aan de vraag of al
deze veranderingen samen niet tot ge
volg hebben dat er een kwalitatieve
sprong ontstaat. Een sprong die ons
dwingt na te denken over de vraag of de
huidige vormgeving van ons bankbe
drijf, waarmee wij vertrouwd zijn, ook
de vormgeving van onze organisatie is
waarmee we de toekomstige taken aan
kunnen.
De Raad van Beheer is gelukkig met het
feit dat de Hoofddirectie deze vraagstel
ling in georganiseerde management
conferenties voor directeuren en een
kleine driehonderd medewerkers van
Rabobank Nederland aan de orde heeft
gesteld. Dezelfde vraagstelling zal ook
in de te houden conferenties voor
bestuurders in het najaar aan de orde
komen.
De uitspraak dat veranderingen in de
maatschappij en daardoor ook voor ons
bankbedrijf geleidelijk de vorm hebben
aangenomen van een kwalitatieve
sprong, vraagt een nadere toelichting.
Ik begin met de voor ons van oudsher
en ook nu gelukkig nog zeer belangrijke
agrarische sector.
de toekomst vraagt van agrarische
ondernemers een andere manier van
denken
Deze nog steeds gezonde sector heeft
in het bijzonder ten gevolge van het toe
passen van de technologie decennia ge
kend van groei en voorspoed.
Maar ten gevolge hiervan zijn de mark
ten uit balans geraakt. Tegelijkertijd
staat in een aantal sectoren de bedrijfs-
grootte ter discussie.
Veel typen agrarische bedrijven hebben
een industrieel karakter gekregen, waar
uit weer nieuwe groeiproblemen voort
vloeien. De mestproblematiek is daar
van een duidelijk voorbeeld. De maatre
gelen om de markt te herordenen, wor
den geleidelijk afgekondigd en zijn ingrij
pend. Deze maatregelen overvallen ons,
ondanks het feit dat via de media regel
matig tot ons kwam datgene wat in
Brussel werd besproken en voorbereid.
Groei is niet meer vanzelfsprekend, er
moeten maatregelen genomen worden
die, voor de individuele boer vertaald,
vaak een pijnlijke uitwerking hebben.
Het vraagt, via een andere manier van
denken, een herbezinnen van het be
drijfsplan.
Ook in onze tweede belangrijke sector,
het midden en kleinbedrijf, doet de in
vloed van de technologie zich gelden.
Het recent uitgebrachte rapport van de
commissie-Dekker met als titel 'Wissel
tussen Kennis en Markt', is een ode aan
opleiden, kennis uitwisselen, het doen
van onderzoek. In dat rapport wordt
gesteld dat het midden- en kleinbedrijf
dreigt achter te blijven in het zo noodza
kelijk toepassen van technologie. Als
het midden- en kleinbedrijf al moeite
heeft de ontwikkelingen bij te houden,
dan is het voor ons de vraag of wij zicht
hebben op die ontwikkelingen en of wij
in staat zijn vanuit dit inzicht de be-
drijfscliënten in die sector te begeleiden,
te volgen en op een verantwoorde wijze
te financieren. Daar ligt voor ons een
uitdaging.
Ik kom bij particulieren. We hebben daar
tegenwoordig fraaie uitnodigende balies
voor ingericht. Maar hebben we werke
lijk zicht op wat zij nu en in de nabije
toekomst van ons vragen!
Duidelijk is wel, dat als we vroeger
wisten als iemand aan de balie kwam
wat voor type cliënt het was, we nu
daarover veel minder weten. Vroeger
wist men als je 35 jaar was, dat je ge
trouwd was, een gezin had en twee a
drie kinderen. Dat is nu anders. De parti
culiere klanten zijn veelal beter opgeleid
dan 20 of 30 jaar geleden. Heeft die
klant nog behoefte aan onze zich in het
verleden steeds uitbreidende diensten
pakket? En als onze bancaire produkten
gaan veranderen, hoe zit het dan met
ons uitgebreide en relatief dure vestigin
gennet?
Bovendien weten we inmiddels allemaal
dat elk produkt zijn prijskaartje heeft en