Bekleding Bijzondere Leerstoel
Mr. T. J. Jansen Schoonhoven
Officier in de Orde van
Oranje-Nassau
Men onderkent dat zich een markt voor
financiële dienstverlening heeft ontwik
keld met overlappingen in produktassor-
timenten en marketing-methoden van
de verschillende marktpartijen: banken,
verzekeraars en pensioenfondsen. Avé-
ro en FBTO zien deze ontwikkeling uit
monden in een situatie waarin grotere
marktpartijen zich concentreren en een
vollediger dienstenpakket geboden
wordt. De verzekerde bepaalt op welke
wijze hij bediend wil worden: via een
tussenpersoon of rechtstreeks.
De praktijk wijst uit dat beide verkoop
methoden verschillende afnemersgroe
pen aanspreken. De toegevoegde waar
de van een tussenpersoon zal zichzelf
bewijzen. De brochure laat daarover
geen twijfel. De prijs van het produkt is
echter vanzelfsprekend ook bij de
dienstverlening door een tussenpersoon
van groot belang. Vandaar dat de nieu
we combinatie grote waarde hecht aan
de verlaging van de kostprijs van verze
keringen. Een lage kostprijs vraagt om
technische investeringen.
Wij zijn het daarmee eens. De omvang
van het bedrijf en - voegen wij daaraan
toe - de samenwerking met een gelijk
gericht verkoopapparaat als de Rabo-
bankorganisatie, is in de komende jaren
bepalend voor de mate waarin geïn
vesteerd kan worden en rendementen
kunnen worden bereikt. Die toekomst
vraagt om de ontwikkeling van informa
tisering en communicatie-systemen die
sporen met het beleid van verzekeraar
én tussenpersoon.
Door samenwerking (in welke vorm dan
ook) tussen coöperatieve verzekeraars
'onderling' en onze coöperatieve bank-
organisatie kan de toekomst voor onze
deelname in de verzekeringsmarkt met
vertrouwen tegemoet worden gezien.
Het financieel mogelijk maken van een
leerstoel aan een universiteit behoort
niet tot de activiteiten die een bank
instelling doorgaans ontplooit. Toch par
ticiperen Rabobank Nederland en de
Vrije Universiteit te Amsterdam sedert
april 1986 in de Stichting Bijzondere
Leerstoel Monetaire en Bancaire Vraag
stukken.
bank, aan onderzoek en onderwijs inza
ke het monetaire systeem, zowel binnen
Nederland als op het internationale vlak.
Er is met name veel werk te verrichten
inzake de vervlechting van financiële in
stellingen en markten, het internationa
le bankwezen en het toezicht daarop en
de internationale coördinatie van het
monetaire en bancaire beleid.
Daarbij maakt de instelling van deze bij
zondere leerstoel het mogelijk dat in het
doctoraalpakket-economie een plaats
wordt ingeruimd voor bestudering van
de rol van het coöperatieve bankwezen
en de financiering van de agrarische
sector. Een gegeven waaraan vanuit de
Rabobankorganisatie, gezien haar coö
peratieve achtergrond en haar relatie tot
de agrarische sector, grote waarde
wordt gehecht.
Het mag zeer verheugend worden ge
noemd dat dr. A. H. E. M. Wellink de
Bijzondere Leerstoel Monetaire en Ban
caire Vraagstukken aan de Faculteit der
Economische Wetenschappen aan de
VU zal gaan bekleden. Zijn kennis en
achtergrond - de heer Wellink (43) is
directeur van De Nederlandsche Bank
NV en was van 1977 tot 1981
thesaurier-generaal bij het Ministerie
van Financiën - staan garant voor een
hoge kwaliteit van zowel onderwijs als
onderzoek op genoemde terreinen. Een
bijzonder hoogleraar van zijn statuur is
niet slechts een aanwinst voor de eco
nomische faculteit van de VU, maar
voor het universitair onderwijs in de
economie in heel Nederland. De bijzon
dere leerstoel zal zijn vruchten gaan af
werpen voor het Nederlandse bank
wezen in zijn totaliteit. Zeker niet in de
laatste plaats voor de Rabobankorga
nisatie.
Op 29 april kreeg mr. T. J. Jansen
Schoonhoven, voormalig lid van de
Hoofddirectie van Rabobank Nederland
en sinds 1 december 1986 rechter in de
Arondissementsrechtbank te Utrecht,
de versierselen opgespeld verbonden
aan het Officierschap in de Orde van
Oranje Nassau. De aanwezigheid van
mr. 0. W. A. Baron van Verschuer, voor
zitter van de Raad van Beheer, bij deze
plechtige gebeurtenis duidde erop dat
de verdiensten van de heer Jansen
Schoonhoven voor de Rabobankorgani
satie aan deze benoeming niet vreemd
zullen zijn geweest. Wij wensen hem
met deze eervolle onderscheiding van
harte geluk.
Voor de Rabobankorganisatie waren er
goede redenen om tot deze participatie
over te gaan. Het universitair onderwijs
voor economie-studenten op doctoraal
niveau kan zich hierdoor sterker toespit
sen op de bestudering van problematie-
ken die een directe bancaire relevantie
in zich dragen. Er is een duidelijke prak
tische behoefte, zeker vanuit de Rabo-