De vaste plant bloeit weer
Meizon en meiregen, de natuur
'Van Hier tot Gunter'. Ze lieten ons kij
ken door de vensters van de toekomst.
Het belangrijkste vond ik, dat we alle
maal gingen meekijken en vaak interes
sante dingen ontwaarden. Stof genoeg,
haast te veel zelfs, voor de afzonderlijke
discussiegroepen. We waren er allemaal
mee bezig, vogels van diverse pluimage,
practici en meer theoretisch aangeleg-
den, visionaire en broodnuchtere mana
gers. We leerden elkaar ook een beetje
kennen, vooral dank zij de prettige infor
mele sfeer, die al gauw Iedereen aan
stak. En ja, ten slotte waren we allemaal
Rabomensen, die de gemeenschappelij
ke noemer van die conferentie intuïtief
bleken aan te voelen. Heel merkwaar
dig, dat ik dat hier zomaar als mijn bele
venis kan opschrijven. Dat is van on
schatbaar belang, want te midden van
zoveel kris en kras uit het land bij elkaar
gekomen mensen, die elkaar niet of
nauwelijks kenden, had zich gemakke
lijk onderlinge vervreemding of zelfs een
Babylonische spraakverwarring kunnen
openbaren. Daar heb ik niets van ge
merkt. Onze 'Rabo-corporate-culture',
wat dat ook maar precies moge zijn,
bleek springlevend. En in zo'n culture
kun je met elkaar praten en elkaar iets
zeggen.
Maar ik vergeet niet de reden die achter
op zijn groenst en onder het ge
fluit van de meivogeis waart de
examenkoorts naar gewoonte weer
door ons land. Eigenlijk een tegenna
tuurlijke traditie, heeft een onderwijs
man eens beweerd. Want kennis zou je
net als in de natuur vlak voor de winter
of in het vroege voorjaar moeten zaaien,
in de lente en zomer moeten laten groei
en en rijpen en ze pas in de late herfst
met een examen moeten oogsten. De
man vergat blijkbaar heel even zijn na
tuurlijke behoefte aan een 'grote vakan
tie' in de zomer.
Mogelijk sprak onze agrarische afkomst
en betrokkenheid een woordje mee,
maar bewust of onbewust is door de
Rabobankorganisatie dit jaar de natuur
lijke cyclus van bemesten, ploegen,
zaaien enz. tot en met oogsten toe goed
ingezet. Het voorjaar was nog niet of
nauwelijks begonnen of we waren op
Management Conferenties al druk in de
weer met onze Rabo-akkers. Over de
oogsttijd spraken we nog nauwelijks en
helemaal niet over een examendatum.
Maar we begrepen deksels goed, dat de
dingen die we van de conferentie heb
ben opgestoken, bij ons zelf tot groei en
bloei moeten komen om dan zo spoedig
mogelijk vrucht te gaan dragen.
Mijn voorbeschouwing in ons februari
nummer klopte met mijn eigen ervarin
gen op zo'n conferentie. Ja, het was een
Ik wil maar zeggen: het is mei en
de Rabovasteplant bloeit weer. Ik
vergeet zelfs even die conferentie
van een paar weken geleden - dat
moet nog maar een poosje bezinken.
ons confereren zat. Ze ligt voor de hand,
maar ze steekt tegelijk heel diep. We zijn
haar voorshands niet kwijt ook.
Een briefschrijver, wiens ingezonden
stuk ik in inmiddels weer ben kwijtge
raakt, beweerde onlangs in de NRC dat
de Staat nooit de Rabobankorganisatie
echt in moeilijkheden zou laten zitten of
failliet zou laten gaan. Dat kan hij zich
eenvoudig niet veroorloven, omdat die
Rabobank zo'n sleutelpositie in het bin
nenlandse financleel-economische en
maatschappelijke leven inneemt, dat er
coute que coüte een reddingsoperatie
geboden zou zijn.
Hoe minister Ruding daar over denkt,
weet ik niet. Van mij hoeft hij er ook niet
over te denken, want wij zijn gewend
onze eigen peultjes te doppen. Maar
wat die schrijver opmerkte over onze
verwevenheid met de Nederlandse sa
menleving is waar. De Rabobanken zijn
daar niet uit weg te denken. Je kunt er
trots op zijn, mag best, als je je maar
goed bewust bent, dat je zo'n plaats
voortdurend waard moet blijken te zijn.
Er zitten verplichtingen aan vast: vooral
zuiver bancaire, die met woorden als
'solide' en 'betrouwbaar' te maken heb
ben. Thema's, die ons zacht gezegd al
jaren vertrouwd zijn.
Ook in heel ander opzicht schept zo'n
verbondenheid met de hele maatschap-