Succesvol CD-programma knelpunten op het vlak van bestuurs kracht, arbeidsvoorwaarden en materië le uitrusting in onderzoeksinstellingen. Bij de uitbouw van het technologiebe leid dienen de volgende taken voortva rend en in onderlinge samenhang te worden aangepakt: verhoging van de scholingsgraad van de beroepsbevolking, waarbij tevens de achterstand in de deelname van vrou wen aan het (technisch) beroepsonder wijs dient te worden ingelopen; versterking van de kwaliteit en bruik baarheid van het onderzoek in de pu blieke sector door toenemende wissel werking tussen markt en onderzoek instellingen; verbreding van eigen onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten van middel grote en kleine ondernemingen en een concurrerend R D-klimaat voor grote, internationaal opererende onderne mingen; vergroting van de kansen voor jonge, technologisch georiënteerde bedrijven; verbeterde overdracht en toepassing van technologische kennis, met name naar de middelgrote en kleine onderne mingen. Ten slotte zou de regering een onafhan kelijk Adviesorgaan voor technologiebe leid met een sterk decentraal karakter moeten instellen. In totaal zal met het nieuwe beleid een extra overheidsuitga ve van circa f 550 miljoen gemoeid zijn. De uitgifte van Certificates of Deposit (CD's) vormt sinds de liberalisering van de geld- en kapitaalmarkt begin 1986 een instrument voor de Nederlandse banken om middelen aan te trekken bij grote geldgevers. Een gewild instru ment, mag gezegd worden. Een CD is een verhandelbare schuldtitel met een hoog liquiditeitskarakter. Zij worden door een bank uitgegeven aan crediteuren die een bepaald minimum bedrag - doorgaans 1 miljoen gulden - bij haar in deposito geven. De rente berekening over deze schuldtitels met een korte looptijd tot maximaal 24 maanden geschiedt op discontobasis. Plaatsing en handel vinden zowel rechtstreeks plaats als via geldmake- laars. Clearing loopt sinds oktober van het vorig jaar via De Nederlandsche Bank NV of via het schuldregister indien het cliënten van de Rabobankorganisa- tie betreft. De maanden maart en april hebben in de organisatie sterk in het teken gestaan van de managementconferenties. Erop terugkijkend is het een omvangrijke en intensieve oefening geworden, die van de direct betrokkenen een grote inzet van aandacht en tijd heeft gevraagd. Elders In dit nummer beschrijft Haverkamp zijn eigen ervaringen op de conferenties in termen van voorjaarswerkzaamheden op het agrarisch bedrijf. Ik kan me in dat beeld uitstekend vinden. Voorjaarswerkzaamheden zijn er immers op gericht zo gunstig mogelijke groei- omstandigheden te scheppen. In onze voorjaarscampagne hebben wij op ons ban caire erf niet anders proberen te doen dan dat. Als het goed is zullen ook wij daarvan de vruchten kunnen plukken. Maar zover zijn we nog lang niet. Ons groeiseizoen is langer dan een enkel jaar. Het vizier in de ma nagementconferenties was dan ook gericht op een veel langere termijn: het verken nen van de omstandigheden en ontwikkelingen die bepalend zullen zijn voor de wij ze waarop wij ons werk kunnen doen tot in de jaren negentig. Op basis van het ver kennende voorwerk dat op de conferenties is verricht, zullen we in de komende tijd tot ontwikkeling en vaststelling van nieuwe beleidslijnen moeten komen, die de con tinuïteit van een kwalitatief goede dienstverlening tot ver in het volgende decenni um moeten waarborgen. Voor zover in dit stadium een balans valt op te maken over de conferenties is dat zonder meer een positieve. De belangrijkste basis waarop dat kan gebeuren is de beoordeling door de 1250 deelnemers zelf. De waarderingen die via de evaluatie formulieren naar voren komen zijn over het algemeen goed tot zeer goed, zowel voor het geheel als op onderdelen. Het ziet er dus naar uit dat in ieder geval in een duide lijke behoefte is voorzien en bovendien op een kwaliteitsniveau waarvoor apprecia tie bestaat. Uit een en ander mag worden afgeleid dat de belangrijkste inhoudelijke doelstelling van de conferenties lijkt te zijn bereikt. Die doelstelling was het via een gezamenlijke inspanning van de groep managers in onze organisatie verhelderen van het zicht op de belangrijke ontwikkelingen die zich in onze omgeving en op onze markten vol trekken en op de consequenties die daaruit voortvloeien voor de beleidsontwikke ling. Over de ter zake door de verschillende inleiders aangedragen gedachten is zeer intensief gediscussieerd. Het materiaal dat daaruit naar voren is gekomen wordt thans nog geanalyseerd, maar het kan niet anders dan dat daarin vele aanknopingspunten voor verder be leidsvorming zullen zitten. Een belangrijke nevendoelstelling van de conferenties, namelijk het bevorderen van de onderlinge verstandhouding en goede sfeer, lijkt eveneens aardig uit de verf te zijn gekomen. In een organisatie als de onze met zijn ruime spreiding van verant woordelijkheden is het elkaar kennen uiterst belangrijk voor het elkaar begrijpen en ook vertrouwen. Dat is vooral ook van belang tussen leidinggevenden van aangeslo ten banken en functionarissen van Rabobank Nederland. Het alleen maar zijn van een naam onder een circulaire of in een organigram is daar voor een wel erg smalle basis. Gelukkig is er ruimschoots gebruik gemaakt van de mogelijkheid om via informele contacten een bredere basis te leggen. Want die bre de basis van het elkaar kennen, begrijpen en vertrouwen is onmisbaar om gezamen lijk vorm te kunnen geven aan de verdere ontwikkeling van onze bankorganisatie. Dat brengt me op een laatste punt: hoe gaat het nu verder? Mijn opvatting daarover is de volgende. Het uitgebreide en intensieve voorwerk dat op de management conferenties is verricht, zal zijn vervolg moeten vinden in uitgewerkte vernieuwde beleidsplannen. Voor de lokale banken en de ondersteunende eenheden van Rabo bank Nederand is dat het beleidsplan aangesloten banken. Voor het eigen bankbe drijf van Rabobank Nederland zal een daarop aansluitend beleidsplan worden op gesteld. Besluitvorming daarover vindt plaats via de daarvoor aangewezen kanalen. Vraag is nog wel op welke wijze de op de managementconferenties uitgewisselde informatie ter kennis kan worden gebracht van de bestuurderen in de organisatie. Eerder zijn op dat punt toezeggingen gedaan die ook zullen worden nagekomen. De vorm waarin vereist nog nader overleg en overweging. Denkbaar zijn aparte bestuurdersconferenties, dan wel uitgebreide kringvergaderingen. Het laatste biedt het voordeel dat dan op basis van hetzelfde achtergrondmateriaal door alle betrok kenen over het beleidsplan aangesloten banken gediscussieerd kan worden. We zul len daarover in ieder geval op zodanig korte termijn beslissingen nemen dat de orga nisatorische voorzieningen voor het najaarsoverleg in de organisatie tijdig kunnen worden getroffen. Vervolg op pagina 6 Wijffels

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 3