Ongunstige factoren
Capaciteitsreductie
Vol is vol
vangstcapaciteit in 1986 nauwelijks
toenam. Weliswaar werden nieuwe kot-
ters aan de vloot toegevoegd, met in to
taal 29 000 pk; hiertegenover stond
echter dat op omvangrijke schaal -
voor 24 000 pk - kotters naar het
buitenland werden verkocht. In hoofd
zaak naar Groot-Brittannië.
De grotere financiële ruimte die is ont
staan door de lage olieprijs kunnen be
drijven dit jaar nodig hebben om de
moeilijkheden die vermoedelijk zullen
ontstaan het hoofd te bieden. Er kan
een viertal factoren worden opgesomd
die duidelijk maken dat het er momen
teel niet zo best uitziet voor bedrijven
met een te gering platvisquotum en be
drijven die zijn aangewezen op rondvis
(kabeljauw en wijting).
De vangstquota zijn voor 1987 ver
laagd. Het tongquotum daalde van
15 400 tot 10 800 ton. Het schol
quotum was in 1986 75 200 ton en
is voor dit jaar vastgesteld op
62 600 ton. Het quotum voor de
derde belangrijke soort voor de kot
ters, de kabeljauw, daalde van
17 400 ton tot 13 700 ton.
Te verwachten valt dat het Europese
Hof te Luxemburg dit jaar een uit
spraak zal doen over de nationale
verdeling van de vangstquota die
voor de Nederlandse visserij on
gunstig zal uitvallen. Het gaat hierbij
in concreto om de vraag of vissers
die hun vangstquotum hebben over
schreden, beboet kunnen worden
wanneer het totale EG-quotum voor
de betreffende soort niet wordt vol-
gevangen.
Een uitspraak van het Europese Hof
in deze zaak kan tot gevolg hebben
dat de Nederlandse uitvoeringsmaat
regelen een steviger rechtsbasis krij
gen en veel boetes voor quota-
overschrijdingen zullen dan wellicht
alsnog moeten worden betaald.
Minister Braks heeft in een toespraak
voor de Federatie van Visserijvereni
gingen op 14 februari te Eemnes on
der meer gezegd dat het opsporen
van overtredingen en de vervolging
daarvan nog verder zal worden aan
gescherpt. Daarbij is het ook de be
doeling om het economische voor
deel, dat met vissen buiten het quo
tum is behaald, af te romen.
Om te bereiken dat de vangsten van
de gequoteerde soorten zo goed mo
gelijk over het jaar worden gespreid
is eind maart een zeedagenregeling
ontworpen waarbij de kotters zijn ge
bonden aan een maximum aantal
zeedagen per jaar. Voor de kotters
t/m 600 pk is dit aantal dagen vast
gesteld op 152 en voor de grotere
kotters op 172 dagen. Deze dagen
worden per kwartaal verdeeld.
Voor de platvis (tong en schol) geldt
echter in de eerste plaats het indivi
duele quotum. Hierdoor kan het ge
beuren dat dit quotum vol is, voordat
het volledig aantal zeedagen is be
nut. Voor kotters met een voldoende
tong- en scholquotum geldt deze
zeedagenregeling niet, mits aan be
paalde voorwaarden wordt voldaan.
In de eerste maanden van het jaar is
reeds een behoorlijk groot gedeelte
van het kabeljauwquotum (ruim
50%) en het quotum voor wijting
(38%) opgevist. De geregistreerde
tong- en scholvangsten lopen tot nu
toe nog redelijk in de pas met de
jaarquota.
De reductie van de capaciteit van de
vloot is prioriteit nummer één in het be
leid, zo heeft minister Braks gezegd te
gen de kottervissers in zijn inleiding te
Eemnes. De kottervloot telt momenteel
620 schepen met een totaal motor
vermogen van 550 000 pk. Dat is
bijna 70% meer pk's dan in 1977, vlak
na de vorige saneringsronde.
Boven deze capaciteit zijn nog licentie
vergunningen verleend voor in totaal
ongeveer 100 000 pk; voor een gedeel
te hiervan zijn momenteel nog schepen
in aanbouw.
Hoewel de voornaamste quota sinds
1977 aanmerkelijk werden verhoogd, is
er toch duidelijk sprake van een overca
paciteit. Mede gezien de verlaging van
de vangstquota voor 1987, heeft mi
nister Braks een aantal maatregelen
aangekondigd die de vangstcapaciteit
zullen verminderen: een beperking tot
2000 pk voor nieuw te bouwen sche
pen, het maximeren van de boomkor-
lengte tot 12 meter het vistuig wordt
zo wat minder breed, waardoor minder
platvis wordt gevangen - en een rui
mere saneringsregeling, waarvoor ech
ter nog de benodigde financiering zal
moeten worden gevonden. Om in aan
merking te komen voor een sane
ringspremie zal de pk-licentie moeten
worden ingeleverd, terwijl men het quo
tum (voor tong en schol) zal kunnen be
houden, evenals het schip. Deze activa
kunnen dan dus nog voor een op
brengst zorgen.
Het is niet eenvoudig om vast te stellen
hoe groot de overcapaciteit van de kot
tervloot nu is. Dat zal ook in belangrijke
mate afhangen van beleidsoverwegin
gen. Globaal genomen zijn hierbij twee
beleidsdoelstellingen mogelijk:
de vloot terugbrengen tot de omvang
die nodig is om de quota op te vis
sen. In dat geval bestaat de kans dat
er een betrekkelijk gering aantal be
drijven ontstaat, die zeer rendabel
zouden kunnen worden;
de vloot zodanig in omvang terug
brengen dat er voor de sector als ge
heel uitzicht bestaat op een break
even situatie; het gemiddelde kotter-
bedrijf maakt dan dus noch winst
noch verlies. In dit geval zou het
vangstvermogen waarschijnlijk gro
ter zijn dan strikt nodig voor het op
vissen van de quota; aanvullende
maatregelen zullen dan nodig zijn om
te voorkomen dat de capaciteit volle
dig wordt ingezet.
Gegeven een bepaalde beleidsdoelstel
ling is het niet mogelijk om de gewenste
vlootomvang exact vast te stellen. Daar
voor is het nodig om een beeld te heb
ben van de toekomstige opbrengsten
en kostenontwikkelingen.
Een belangrijke vraag is op welk niveau
de visquota in de komende jaren zullen
worden vastgesteld. Dat is momenteel
niet goed te taxeren. Een extra compli
catie in dit verband is nog dat de
vangstvoorspellingen van de biologen in
het verleden niet altijd even betrouw
baar zijn gebleken. De visprijzen vormen
ook een onzekere factor.
Aan de kostenkant speelt de olieprijs
ontwikkeling een doorslaggevende rol.
Uitgaande van het break-even scenario
betekent een blijvend lage olieprijs dat
meer schepen in de vaart kunnen blij
ven.
Er zullen hoe dan ook door de nationale
overheid knopen doorgehakt moeten
worden ten aanzien van de aanvaardba
re vlootomvang. Om in aanmerking te
komen voor saneringsgelden in het ka
der van de EG-structuurverordening
moet namelijk een vlootstructuurvisie
worden ingediend in Brussel. Uiteinde
lijk gebeurt saneren toch op basis van
vrijwilligheid en het is een bekend ver
schijnsel in de kottervisserij dat de
meeste ondernemers koste wat het kost
hun bedrijf in stand willen houden.
De kottervisserij is een bedrijfstak met
naar grootte zeer uiteenlopende bedrij
ven, die ook nogal tegengestelde belan
gen hebben. Er zijn nog altijd zo'n 250