ging. Want de consument verandert in zijn wensen en behoeften. Bovendien is het een open markt, waar je een heel stel mededingende aanbieders - de banken - tegenkomt. En vergeet ook niet dat bij het particuliere dienstbe toon, dat op die markt aan bod komt, de nieuwste technische toepas singsmogelijkheden voor communicatie en procesverwerking heel belangrijk zijn. Zulke overwegingen maken alleen reeds een periodieke toetsing van je particulierenbeleid noodzakelijk. Daarvoor pleit nog een andere invals hoek. Een bedrijf ais dat van de Rabo- banken is altijd al groot geweest. Dat vonden we 25 jaar geleden ook al. Maar heel lang keken we alleen maar naar dat grote geheel, als we wilden weten of we goed, d.w.z., redelijk rendabel draai den. Aan een baten- en kostenbereke ning voor een afzonderlijk bedrijfson derdeel kwamen we nauwelijks toe, laat staan aan een onderlinge vergelij king op die punten tussen verschillende bedrijfsonderdelen. Vijf jaar geleden was er in dit opzicht ook nog weinig of niets te bereiken. Daarvoor ontbraken eenvoudig de mogelijkheden. Dat is nu heel anders en beter geworden. Dankzij het electronisch brein van de computer! We hebben nu intern een goed inzicht verworven hoe en waar precies de winst van de organisatie tot stand komt. Bedrijfsgeheim, akkoord, maar geen geheim hoeft te zijn dat de totale winst de resultante is van feitelijke winst op het ene terrein en feitelijk ver lies op het andere. Binnen ons particu liere bedrijf is dat precies zo het geval. Op de keper beschouwd levert dat op zich zelf maar heel weinig winst op. Onze coöperatieve doelstelling hebben we vorig jaar nog eens aangescherpt als een dienstver lenende. In de eerste plaats gericht op de financiering van onze leden. Om dat vol te kunnen houden, moeten we een redelijke winst maken (=reserves vor men voor een stevige solvabiliteit). Als nu enig onderdeel van ons bedrijf door met verlies te werken of door weinig winstgevend te zijn, zijn rechtvaardige 'inbreng' in organisatiewinst niet of nauwelijks oplevert, is het tijd zo'n on derdeel eens onder de loep te nemen. Het is commercieel en coöperatief ge zien toch onjuist, te gek, als zo 'n onder deel voor de 'inbreng' telkens teveel op andere onderdelen zou blijken te leu nen. Dan dreigt er een soort subsidie verhouding. Die zou ten koste kunnen gaan van behartiging van andere belan gen, die we minstens zo hoog in ons vaandel hebben geschreven. Daarbij denken we als Rabobanken dan natuur lijk aan de bedrijfskredieten van onze leden. Zo nijpend is de situatie in ons particu liere bedrijf nog net niet. Maar in alle re delijkheid vinden wij dat het wel wat rendabeler mag worden. Moet worden. Hoe? Daar gaat het nog over. We zijn nog niet uitgedacht, want het is een on derwerp met vele haken en ogen. Je staat voor een enorme markt met onte genzeggelijk een massakarakter. Daar voor zijn massaprodukten, je bank diensten met een min of meer uniforme inhoud, geëigend. Daar zijn we vijf jaar geleden met ons geïntegreerde twee- sporen-beleid ook van uitgegaan. Maar ondertussen zijn we meer en meer gaan ontdekken, dat zo'n massa minder amorf, vormloos is, dan we aanvanke lijk dachten. De omvang van de markt is ook sneller gegroeid en er zit meer ver andering in dan vroeger. Door invloeden van buiten merk je dat. Ik noem er maar een paar: de toenemende individualise ring, de voortgaande vergrijzing van de bevolking, verschuivingen in wensen (bijv. t.a.v. woonruimte en huren of kopen) en in gewoontes (bijv. de sterk gestegen interesse voor effectenbeleg gingen). Het lijkt soms of die massa markt in tal van deelmarktjes wordt op gesplitst. Lijkt het maar zo, of is het zo? In ieder geval zijn er genoeg aanwijzin gen om onze tot dusver gebruikelijke aanpak eens te toetsen op zijn effect. Heel vanzelfsprekend, eigenlijk niets bij zonders, want zoiets doet immers ieder bedrijf dat op zijn omgeving let. Onze huidige marktbenadering wil de vragen van een cliënt naar af zonderlijke bankdiensten als het ware in onderling verband ('integraal') beantwoorden. Op zichzelf heel plausi bel. Maar de markt zelf blijf je op zo'n manier toch als een min of meer amorf geheel zien. En in dat geheel merken we tegenwoordig nu juist schakeringen op. Hoe precies, is nog veelszins de vraag. Het zijn in ieder geval niet alleen maar schakeringen naar leeftijdsgroepen. We zijn zo langzamerhand tot de overtui ging gekomen, dat die marktbenadering zich meer moet gaan richten op de on derscheidende behoeften die er onder de particulieren leven. De kunst is dan natuurlijk goed in te schatten welke die behoeften zijn. En de kunst is natuurlijk ook je diensten en je apparaat waar no dig zo bij te stellen, dat je die diensten vlot kunt leveren. In wezen is ook dat weer niets bijzon ders. A/s je een Rabobankorganisatie bent en dus de behoeften van je leden en cliënten als leidraad voor je bancaire dienstverlening neemt, ben je ver trouwd met zo'n telkens weer ge wenste bijstelling van wat je aan diensten en producten te leveren hebt. Al blijft het elke keer weer een 'kunst'. Misschien overdrijf ik iets, maar zo kun je toch die soms onmerkbare Rabo- neiging om zich op de behoeften van haar 'afnemers' te richten, wel noemen. Zo'n meer 'gericht' particulierenbeleid zou ook commercieel onze resultaten verbeteren. Onze aktiviteiten sorteren dan meer 'gericht' effect en dat zal er toe bijdragen, dat ons particulieren- bedrijf toch wat rendabeler wordt. Dit is, zoals ik al zei, beslist geen luxe. Naast de vraag: 'Wat kan de bank voor deze cliënt betekenen?', mogen we best de vraag stellen 'Wat kan deze cliënt voor de bank betekenen?' Vooral als we die rentabiliteitsverbetering niet in de eerste plaats zoeken in tariefsverhogin gen, maar in een meer op de behoefte gericht aanbod, dat een intensievere 'afname' doet verwachten. Hoe dit nieuwe beleid er precies uit zal zien, laat ik hier in het midden. De vormgeving daarvan is heel belangrijk, omdat zij samenhangt met de ingewik keldheid van de materie, waarop ik reeds zinspeelde. Het wordt een 'bijstellingmaar dan een van een veel verder gaande strekking dan een routine-matige verfijning van het bestaande. Want met die aanpak gaan we een heel nieuwe fase in ons particu- lierenbedrijf inluiden. De Rabobanken slaan een nieuwe weg in! En dat wordt, zoals ik het zie, tegelijk een vanzelfsprekende weg. Deze zal zowel de cliënt als onze banken van nature aanspreken. Maar reken er wel op, dat het van ons nog heel wat in spanning zal kosten die nieuwe weg in korte tijd te banen. Je handen jeuken al om met zo iets aan de slag te gaan! JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 5