Exportsymposium van succes volle De Lage Landen Groep Vele jaren heeft men In Europa, maar evengoed in de Verenigde Staten, met bewon dering, met afgunst en soms ook met angst, maar in elk geval met gemengde ge voe/ens gekeken naar de ontwikkelingen in Japan. Het succes van de Japanse voor uitgang en de groei van de welvaart in dat land heeft om het maar zacht te zeggen, allerwegen de aandacht getrokken. Maar we zien dat ook het land, dat ten voor beeld stond voor efficiënt en goedkoop produceren, steeds meer terrein begint te verliezen. Met name op het gebied van de export van zware industrieprodukten en produkten met een geringe toegevoegde waarde zijn de lage lonen landen in Zuidoost-Azië, zoals bijvoorbeeld Taiwan en Zuid-Korea, reeds vele jaren Japans' grote concurrenten. Zo is het uurloon van de produktiearbeider momenteel in Japan 6,5 keer zo hoog als in Zuid-Korea. De krachtige positie van de Japanse Yen, mede in relatie tot de Amerikaanse Dollar, draagt tevens bij tot het vertragen van de Ja panse export. zal voor de benodigde uitbreiding van de opslagcapaciteit door de boeren circa f 800 miljoen gulden worden geïn vesteerd. Additionele voorzieningen (zo als erfverharding) zullen ten slotte nog eens zo'n f 250 miljoen vergen. De investeringen die gedaan moeten worden, zullen op de korte termijn zeker niet rendabel zijn. De technische moge lijkheden zijn daartoe nog niet voldoen de geavanceerd. Daarom zullen de kosten van verwerking en opslag voor lopig hoger zijn dan de opbrengsten. Op de lange termijn mag evenwel verwacht worden dat er een punt bereikt wordt, waarbij de kosten wel worden gedekt door de opbrengsten. Wellicht blijkt la ter dat, vanwege de zich verder ontwik kelende technologie, zelfs een positief resultaat haalbaar is. In 1986 heeft de Rabobank voor f 5,8 miljard nieuwe leningen verstrekt aan boeren en tuinders, hetgeen 35% meer was dan in het voorgaande jaar. Gemid deld werd per ondernemer een bedrag verstrekt van f 100 000 f 150 000. Onder de leners waren 7 000 melkvee houders, 6 000 gemengde bedrijven en 1 800 varkenshouders. De heer Wijffels stelde vast dat die investeringen getui gen van een grote activiteit en mobiliteit in de land- en tuinbouw. De overschotsi tuatie en het huidige deflatoire klimaat, als gevolg van onder meer de lagere dol larkoers en de dalende energieprijs, dwingen ondernemers namelijk tot aan passing. Dat geldt volgens hem zeker voor Nederland, waar meer dan de helft van de agrarische produktie moet wor den uitgevoerd en waar de afhankelijk heid van de wereldmarkt dus bijzonder groot is. Wat de veehouderij betreft heeft de heer Wijffels in Liempde aangegeven, dat er nog een groot investeringspoten- tieel voorhanden is, dat naar zijn ver wachting de komende jaren aangespro ken zal gaan worden. 'Van de overheid vragen wij een stuk participatie, actief meedenken en openstaan voor nieuwe suggesties.' Al dus richtte hoofddirecteur dr. G. J. M. Op 25 maart dit jaar is het precies dertig jaar geleden dat het Verdrag van Rome door zes Europese landen werd ondertekend. Zoals de verdragstekst zegt was het uitgangspunt: 'door gemeenschappelijk optreden de economische en sociale voor uitgang van hun landen te verzekeren en daartoe de barrières die Europa verdelen, te verwijderen'. Om dit te bereiken werd de Europese Economische Gemeenschap opgericht, die de taak kreeg te komen tot één gemeenschappelijke markt binnen Europa. Hoe wijs deze beslissing is geweest, bewijst de ontwikkeling in de afgelo pen dertig jaar. De uitbreiding van de EEG tot twaalf landen versterkte slechts de noodzaak om te streven naar die ene gemeenschappelijke markt. Alleen zo'n markt geeft het Europese bedrijfsleven de ruimte om op een schaal te produceren die vol doende draagkracht biedt voor onderzoek en ontwikkeling en die bovendien de toe passing van innovaties op allerlei gebied mogelijk maakt. Om de welvaart in Europa veilig te stellen zullen Europese produkten succesvol op de wereldmarkt moeten worden aangeboden. Dit zullen meer en meer produkten zijn waarvoor vaak zeer veel, hoogwaardig, onderzoek is gedaan. Voor hoogwaardig onderzoek is creativiteit en financiering nodig. Voor de financiering zal het Europese bedrijfsleven in hoge mate zelf moeten zorgen. Soms zal het bedrijfsleven aan de nationale of de Europese overheid financiële steun kunnen vragen. De belangrijkste taak van de overheid is echter de manier waarop zij de ontwikkeling van de creativiteit in Europa stimuleert. Ook in Japan heeft men vastgesteld dat het behoud van de welvaart in de toekomst alleen dan mogelijk is, wanneer men zich sterk gaat toeleggen op nieuwe produkten en nieuwe technieken. Alle aandacht zal daar gevestigd zijn op vernieuwingsgericht onderzoek. In een artikel dat onlangs in Asian Wall Street Journal verscheen, wordt aangegeven dat alleen al de Japanse elektronica-industrie in 1988 meer dan $2,5 miljard zal hebben besteed aan ongeveer 80 laboratoria voor fundamenteel onderzoek. Vooral de laatste jaren ondersteunt de Japanse overheid onderzoekprojecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe technieken op het gebied van chips, biotechnologie, la sers, kunstmatige intelligentie, robots en supercomputers. Een zeer vergaande ontwikkeling in Japan is het zogenaamde Technopolis Concept. Hierbij worden universitaire wetenschapscentra, private onderzoekingsinstellingen en kantoorcomplexen samengebracht tot één Technopolis. Momenteel zijn reeds 18 van deze Technopolissen in aanbouw. Deze centra moeten de basis vormen voor de economische ontwikkeling van Japan in de 21ste eeuw. Het is duidelijk dat het hier om een lange-termijn-investering gaat waarvan het succes nog niet bekend is. Als experiment is het zeker alle aandacht waard. De inzet en toewijding waarmee men in Japan dit toekomstvraagstuk via vele gecoördineerde programma's aanpakt, ont vangt uit de hele wereld bepaald veel waardering. Naast de planmatige aanpak in Japan staat de meer spontane aanpak in de Verenig de Staten waar gebieden als de Silicon Valley in Californië en de omgeving van Boston alom bekend zijn. Toch is het welslagen van alle inspanningen, zowel in Ja pan als ook in Amerika en Europa, sterk afhankelijk van de mate waarin men de menselijke geest tot creativiteit kan brengen. Deskundigen zijn van mening dat de traditie en het systeem van onderwijs op dit punt Europa en ook Amerika een voor sprong geven op Japan. Bij de inrichting van de infrastructuur ter ondersteuning van het Europese onderzoek kan gebruik worden gemaakt van de ervaringen in de Ver enigde Staten en Japan. Een open opstelling in Europa moet beschouwd worden als een teken van creativiteit. Ook in ons land zien wij geleidelijk aan meer initiatieven ontstaan in de vorm van ontmoetingsplaatsen waar bedrijfsleven en onderzoeks- en onderwijsinstellingen hun kennis en ervaring bundelen en uitwisselen. De Hoofddi rectie vindt dat het belang van de leden en cliënten van onze aangesloten banken meebrengt dat de Rabobankorganisatie bij dit soort initiatieven, waar dat maar enigszins op onze weg ligt, mede een rol speelt. Recente deelnemingen van Rabo bank Nederland in het Agro-bedrijfstechnologisch Centrum in Wageningen, in enke le Biotech-funds en in het Software Engeneering Research Centrum ISERC) moeten dan ook in dit licht worden bezien. Vervolg op pagina 6 Vlak

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 3