TWÊtiL-JJlSt Optimisme en een dalende hypotheekrente groeien deze beide soorten woonlasten momen teel steeds meer naar elkaar toe. Het ziet er bovendien naar uit dat de overheid ook de komende jaren van plan is om de hoogte van de huur meer met de werkelijke kosten in overeenstem ming te brengen, waardoor koopwonin gen beter kunnen concurreren met huurwoningen. Daarom mag worden verwacht dat, mede gezien de redelijk gunstige economische vooruitzichten, het aandeel eigen woningen in de leef tijdsgroep 25-34 jaar verder zal stijgen, doordat eerder tot aankoop wordt over gaan. Het aantal eigen woningbezitters zal ook in de oudere leeftijdsgroepen in de toekomst stijgen. De huidige populatie van deze groep is namelijk in het verleden nauwelijks in de gelegenheid geweest om een woning te kopen. De toekomstige populatie bezit verhoudingsgewijs al veel meer eigen woningen, terwijl niet mag worden ver wacht dat deze bij het ouder worden weer zullen worden omgezet in huurwo ningen. Aldus komen we tot een raming van de eigendomsverhouding zoals die in tabel 3 is weergegeven. Tabel 3 gecombineerd met tabel 2 levert de verwachte vraag naar koopwoningen op. Uit tabel 4 blijkt dat de totale be hoefte aan koopwoningen tot en met 1990 naar verwachting met circa 55 000 woningen per jaar stijgt; in de periode 1990-1995 bedraagt de ge raamde stijging 44 000 per jaar en in de periode 1995-2000 ongeveer 37 000 per jaar. De totale behoefte aan koop woningen zal in de periode 1985-2000 met naar schatting 680 000 toenemen. De koopwoningbehoefte zoals die hier is weergegeven weerspiegelt echter niet de wensen die bij de consument le ven ten aanzien van het eigen- woningbezit. Illustratief in dit verband is het onderzoek dat de Vereniging Eigen Huis heeft laten verrichten. Daaruit blijkt dat bij gelijke woonlasten zelfs twee derde van de Nederlandse huis houdens het liefst een eigen woning zou hebben. Bij ongelijke woonlasten maximaal f 100,- per maand verschil - is dat nog steeds 54%. Dit betekent dat de koopwoningvoorraad in het jaar 2000 minimaal moet zijn gestegen tot 3,5 miljoen, wil aan dit verlangen tege moet worden gekomen. Dit komt dan neer op een toename van het aantal koopwoningen met 74 000 per jaar in de periode 1985-2000. Een bouwpro gramma van 43 000 koopwoningen per jaar is dan uiteraard lang niet toerei kend. Een mogelijkheid om dit probleem te helpen oplossen, is het bieden van ruimere mogelijkheden aan de huurder om de woning die hij nu huurt te kopen. Uit een enquête die Rabobank Neder land onder deze bewonersgroep heeft laten verrichten blijkt dat circa 700 000 huurders daar wel belangstelling voor hebben. Resumerend kan worden gesteld, dat de bevolkingsomvang de komende jaren flink zal toenemen. Als gevolg daarvan zal ook het aantal huishoudens flink stij gen en zal de behoefte aan koopwonin gen toenemen. Bovendien zal door het naar elkaar toegroeien van woonlasten van huur- en koopwoningen de vraag naar koopwoningen eveneens groeien. Een en ander betekent dat de hypo theekmarkt de komende jaren een posi tieve ontwikkeling te zien zal geven. On zekere factoren in dit geheel zijn de eco nomische ontwikkeling alsmede de in terpretatie daarvan door de consument en het beleid van de overheid ten aan zien van de koopwoningmarkt. Een zeker optimisme ten aanzien van de (koop)woningmarkt is echter zeker op zijn plaats. B Tabel 3: Eigendomsverhouding van woningen naar leeftijd 1985* 1990 1995 2000 0-19 20-24 10% 10% 10% 10% 25-34 42% 45% 45% 45% 35-44 58% 58% 58% 58% 45-59 48% 49% 50% 51% 60 31% 34% 37% 40% Totaal 43% 44% 45% 46% Collectief Banken Onderzoek 1985 Tabel 4: Behoefte aan koopwoningen (x 1 000) 1985 1990 1995 2000 0-19 20-24 27,9 28,7 27,0 23,1 25-34 504,4 573,8 581,9 540,9 35-44 628,7 696,6 699,5 734,3 45-59 605,8 661,0 783,5 890,5 60 469,7 551,1 638,3 726,4 Totaal 2 236,5 2 511,2 2 730,2 2 915,2

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 16