Gelijke meetlat, verschil in maat
Gelijke monniken, gelijke kappen is een
veelgehoorde uitdrukking in gesprekken
over coöperatieve principes. Sommigen
menen uit dit gezegde te kunnen aflei
den dat coöperaties in hun tarieven niet
mogen differentiëren. Dat is een al jaren
achterhaalde opvatting. In nagenoeg al
le coöperatiesectoren is tarieven- of
prijsdifferentiatie een geaccepteerd fe
nomeen. De ratio hiervoor ligt in het ge
geven dat er in toenemende mate ver
schillen zijn opgetreden in de kosten en
opbrengsten die individuele leden in hun
relatie met de coöperatie veroorzaken.
Kortom: de monniken zijn in steeds min
dere mate gelijk en dat betekent dat ook
de kappen zullen moeten verschillen;
anders passen ze doodeenvoudig niet.
Een voorbeeld: een boer die een silo
heeft gebouwd om zijn mengvoeder in
grote buikwagens te ontvangen, zorgt
er voor dat de coöperatie die het voer
levert lagere kosten per eenheid maakt,
dan wanneer het voer in zakken van 50
kg moet worden bezorgd. De boer met
de silo heeft derhalve recht op een
prijsstelling die past bij de lagere kost
prijs die hij veroorzaakt. Als één van de
laatste coöperaties heeft onlangs ook
de Rabobank een model voor 'georden
de tarievendifferentiatie' geïntrodu
ceerd.
Ten minste, er is hiervoor ten behoeve
van de bedrijfsfinancieringen een ad
viesmodel ontwikkeld dat momenteel
door de lokale Rabobanken op zijn meri
tes wordt bekeken. Een aantal banken
werkt er al mee, andere hebben hiertoe
nog niet besloten.
Het differentiatiemodel is het gevolg
van de constatering dat de dienstverle
ning aan leden en cliënten steeds grote
re verschillen vertoont. Deze verschillen
leiden tot sterk uiteenlopende kosten en
opbrengsten in de relatie met individue-
Op deze plaats worden vaak onderwerpen behandeld van bancaire aard of op zijn
minst vanuit een bancaire optiek. Deze keer wil ik proberen me op het gezichtspunt
te plaatsen van de ondernemer in de agrarische sector en van daaruit pogen een
aantal signaleringen te doen, waartoe mogelijk ook vele van onze leden komen. Wat
valt zoal op?
In globale zin is dat het beeld van snelle verandering en dus instabiliteit van de om
geving, waarin ondernemingen in de agrarische sector moeten opereren.
Neem de prijsvoorstellen van de Europese Commissie voor het jaar 1986/87 als
voorbeeld. Het karakter ervan is zo ingrijpend en de uitkomst van het debat in de
Landbouwraad zo onzeker, dat van een min of meer overzienbaar en stabiel kader,
waarbinnen op ondernemingsniveau beslissingen kunnen worden genomen, op
geen stukken na sprake is.
Uit de veelheid van reeds genomen en voorgestelde maatregelen dringt zich steeds
duidelijker het beeld op van een landbouwbeleid dat aan het kantelen is. Waar dat
proces precies op gaat uitlopen is nog moeilijk te zeggen. Dat hangt af van politieke
onderhandelingen, zowel binnen de EG, alsook in ruimer internationaal verband, met
name in het GATT. Het ziet ernaar uit dat in dat laatste kader gepoogd zal worden
te komen tot een parallelle afbouw van steunmaatregelen voor de landbouw in alle
ontwikkelde landen. De OESO heeft de maatstaven daarvoor intussen al ont
wikkeld.
Maar er is nog aanzienlijk meer dat de omgeving van de landbouw beroert. Ook het
klassieke Nederlandse landbouwmodel is aan het schuiven. Het bekende drieluik
onderzoek, onderwijs en voorlichting staat aan de vooravond van een herschikking.
De voorlichting figureert op de privatiseringslijst. Over het onderzoek zijn gedachten
in omloop die gaan in de richting van een vergaande verzelfstandiging. In beide ge
vallen is tevens de wijze van financiering aan de orde.
De technologie is een volgende bron van veranderingen. Met name de biotechnolo
gie bergt mogelijkheden in zich die de positie van hele produkties en bedrijfstakken
diepgaand kunnen beïnvloeden. Ook dat brengt turbulentie met zich, evenals de
noodzaak om kansen en bedreigingen grondig te verkennen. Geheel nieuwe
organisatie- en samenwerkingspatronen kunnen daaruit voortvloeien. Hier en daar
zijn de eerste signalen daarvan al zichtbaar.
Nog een element van verandering: de kopersmarkten waarvoor de agrarische produ
centen werken, stellen nieuwe en steeds hogere eisen. Consumentenwensen diffe
rentiëren zich. Kwaliteit speelt een steeds dominantere rol. Maar ook de kostprijs
blijft van groot belang. Om op die wensen goed in te spelen dienen signalen onver
sneden tot op producentenniveau door te klinken.
Dat stelt eisen aan de besturing van de produktiekolom. Gechargeerd gezegd: de
sturing draait om en zal steeds meer komen van de degenen die het dichtst bij de
consument opereren.
Ik noem ook nog het toenemende milieubewustzijn rondom de agrarische produktie.
Zowel de kwaliteit van de produktieprocessen als van de eindprodukten is in toene
mende mate onderwerp van zorg en van regelgeving. Er is grote behoefte aan nieu
we technieken om aan de nieuwe eisen te kunnen voldoen.
Het voorgaande overziend - en er zou nog meer zijn te noemen - ontkomt men
niet aan het beeld van snelle verandering en instabiliteit waarover ik in het begin
sprak. Los van een inhoudelijk oordeel daarover, betekenen een kantelend land
bouwbeleid, een schuivend landbouwmodel en omdraaiende verhoudingen in de
produktiekolom niet anders dan dat. Ondernemers die met dit soort omgeving wor
den geconfronteerd ontkomen niet aan een strategisch georiënteerde herbezinning.
Dat geldt voor ieder individueel, maar gezien de samenhang in agrarisch Nederland
eigenlijk ook voor de sector in zijn geheel. De vraag die zich dan ook opdringt is of
we in ons land niet toe zijn aan een systematische inventarisatie van de langere ter
mijn consequenties van de vele veranderingen die zich aan het afspelen zijn.
Het in kaart brengen van de nieuwe krachtlijnen die door ons landbouwbestel gaan
lopen zou een nieuw referentiekader kunnen opleveren, waaraan ondernemers en
andere beleidsmakers ten minste enig houvast hebben. Voor de vorm waarin een
dergelijke exercitie gegoten zou moeten worden laten zich verschillende mogelijkhe
den denken. Elders is daar eerder de commissievorm voor gekozen (Wagner, Dek
ker). Maar dat is van later orde. Waar het me primair om gaat is het signaleren van
een in mijn ogen groeiende behoefte om een samenhangend zicht te krijgen op de
contouren van een nieuw landbouwbestel in ons land.
Vervolg op pagina 6
Wijffels