Economisch herstel tekent
zich af
Ontwikkelingen per bedrijfstak
ruim 3% toegenomen. Deze positieve
ontwikkeling deed zich in alle sectoren
voor. Het sterkst was de groei in de
bouwnijverheid, de groothandel en de
dienstverlening met een stijging van
(ruim) 4%. De ontwikkeling in de detail
handel bleef wat achter bij de overige
sectoren.
Qua resultaten en rendement is 1986
een wat beter jaar geweest dan het
voorgaande jaar. Van alle geënquêteer
de bedrijven maakte nog maar 14% ver
lies. In 1982 was dit nog voor 24% van
de bedrijven het geval.
Daarmee tekent zich een duidelijk eco
nomisch herstel af. Het hoogste percen
tage bedrijven met verlies bevindt zich
in de detailhandel (15%), terwijl in de
bouwnijverheid slechts 11% van de be
drijven verlies maakte (1985: 15%). Cir
ca een derde van alle bedrijven kende
een stijging van de netto bedrijfsresulta
ten, terwijl 18% een daling registreerde.
Ook de rendementspositie is hierdoor in
1986 duidelijk verbeterd. Ongeveer
67% van de bedrijven meent een vol
doende rendement te hebben behaald.
In tabel 2 is de ontwikkeling per sector
onderverdeeld naar bedrijfstak weerge
geven.
Aan de hand van deze gegevens is niet
zonder meer te zeggen of een be
drijfstak het beter of slechter heeft ge
daan dan een andere bedrijfstak. Het
gewicht dat aan de vier onderscheiden
kengetallen kan worden toegekend is
mede afhankelijk van de bril waardoor
men kijkt. Vakbonden zullen met name
kijken naar de ontwikkeling in de werk
gelegenheid, terwijl financiers vooral
belang hechten aan rendementen en in
vesteringen. Diverse partijen hebben
vanuit diverse doelstellingen verschil
lende prioriteiten en zullen aldus de be
drijfstakken qua ontwikkeling vanuit
een ander gezichtspunt rangschikken.
Aan het feit dat resultaten, investerin
gen en werkgelegenheid zich niet con
form de omzet ontwikkelen, ligt een
aantal oorzaken ten grondslag.
Allereerst is daarbij het verschil tussen
nominale en reële omzetstijging van be
lang. Wanneer de prijzen dalen, kan een
stijging van het afzetvolume toch ge
paard gaan met een waardedaling van
de nominale omzet.
Omdat de reële omzet een betere af
spiegeling vormt van de produktiviteit in
het bedrijfsleven is deze in de tabel op
genomen.
Of een omzetstijging een resultaatver
betering met zich meebrengt, is voorts
afhankelijk van de ontwikkeling van de
kosten. Wanneer een omzetgroei ge
paard gaat met een sterkere stijging van
de kosten, wordt de brutowinstmarge
kleiner en kan het bedrijfsresultaat on
der druk komen te staan.
Ook de relatie tussen omzet en werkge
legenheid is niet eenduidig, maar mede
afhankelijk van de aard en omvang van
de investeringen. Onderscheid kan wor
den gemaakt naar uitbreidings- en ver
vangingsinvesteringen. Een vervan
gingsinvestering heeft meestal geen ho
gere omzet tot gevolg, maar brengt
vaak wel een daling van de werkgele
genheid met zich mee, omdat dank zij
nieuwe technieken efficiënter kan wor
den geproduceerd. Uitbreidingsinveste
ringen hebben meestal een hogere reële
omzet en een grotere werkgelegenheid
tot gevolg. Vaak is echter een investe
ring zowel een uitbreidings- als vervan
gingsinvestering. Hierdoor wordt met
behulp van eenzelfde hoeveelheid per
soneel een grotere produktie bereikt. De
reële omzet wordt dus met name ver
groot door uitbreidingsinvesteringen,
terwijl de werkgelegenheid afhankelijk
van het type investering positief of ne
gatief wordt beïnvloed. Bovendien is het
mogelijk dat door onderbezetting van
het produktie-apparaat de werkgelegen
heid toeneemt zonder dat investeringen
plaatsvinden.
De mate waarin ondernemers bereid
zullen zijn om te investeren, hangt onder
meer af van het bedrijfsresultaat, dat op
zijn beurt wordt beïnvloed door de in
vesteringen. Ook is het mogelijk dat een
slecht bedrijfsresultaat tot gevolg heeft
dat noodzakelijke investeringen worden
uitgesteld, waardoor vervolgens het be
drijfsresultaat verder verslechtert.
Een en ander geeft reeds aan, dat met
het gebruik van de afzonderlijke kenge
tallen ter beoordeling van de situatie
van een bedrijfstak de nodige voorzich
tigheid dient te worden betracht. Aan
de ontwikkeling van één enkel kengetal
mag geen al te grote betekenis worden
toegekend.
In de tabel is achter elke bedrijfstak tus
sen haakjes zijn plaats in een bepaalde
rangorde weergegeven, waarbij alle
kengetallen in een gelijke mate zijn ge
wogen. De rangorde geeft aan hoe de
bedrijfstak zich in 1986 ontwikkelde jn
vergelijking met de rest van het be
drijfsleven.
Opgemerkt dient wel te worden dat de
rangorde uitsluitend wordt bepaald door
de relatieve ontwikkeling van de be
drijfstak ten opzichte van het voorgaan
de jaar. Een bedrijfstak die van een laag
niveau komt, kan sneller groeien dan
een bedrijfstak die minder van de eco
nomische recessie te lijden heeft gehad.
De rangorde zegt niets over de bijdrage
van de bedrijfstak aan de economie. Een
bedrijfstak die 10% van het nationaal
inkomen genereert, kan met een kleine
Drs. J. M. Schreurs
Bedrijfstakonderzoek