lat ons bezigh
Rente-opslag en disconto
nauwkeurig te sturen. Dit gebeurt zowel
Klarenbeek: Agrarisch
Nederland neme de uitdaging
aan!
positief saldo van f 18 miljard op de
Eind januari konden de banken besluiten
de extra rente-opslag op de debettarie
ven voor kredieten in rekening-courant
te laten vervallen. Deze debettarieven
zijn gebaseerd op het promessediscon
to van de Nederlandsche Bank. Een
extra opslag hierop is soms noodzakelijk
als de rente op de geldmarkt stijgt, ter
wijl de officiële tarieven van DNB niet
worden aangepast.
De rente op de geldmarkt is in sterke
mate afhankelijk van het beleid van de
Nederlandsche Bank. De banken heb
ben namelijk aanzienlijke kortlopende
schulden bij de centrale bank; momen
teel ligt dit zogenaamde geldmarktte
kort rond de f 10 miljard.
De Nederlandsche Bank zal in haar hoe
danigheid als 'bank der banken' de geld
marktpartijen tegemoet komen met be
leningsfaciliteiten, zodat deze in hun li
quiditeitsbehoefte kunnen voorzien. Dit
gebeurt voor een groot deel via zoge
naamde speciale beleningen. Voor deze
steun berekent DNB de banken uiter
aard een rente. Aldus is de Nederland
sche Bank in staat de rente-ontwikke
ling op de binnenlandse geldmarkt
via de toewijzing op de speciale belenin
gen (het volume), als via de rente (de
prijs) die zij hiervoor aan de banken be
rekent.
Het belang of eigenlijk de noodzaak
voor de monetaire autoriteiten van een
strikte regulering van de korte rente is
hierin gelegen, dat de koers van de gul
den ten opzichte van de Duitse mark in
hoge mate wordt bepaald door het rela
tieve renteverschil in Nederland en
West-Duitsland. Aangezien het nastre
ven van een zo stabiel mogelijke koers-
verhouding tussen deze twee valuta een
van de belangrijkste uitgangspunten
van het monetaire beleid van de Neder
landsche Bank is, zal zij dus een sterke
greep op de geldmarktrente willen be
houden. Wanneer de gulden nu op de
valutamarkten onder druk komt te
staan, zoals zich dat bijvoorbeeld eind
vorig jaar voordeed, zal DNB de rente op
de speciale beleningen verhogen, ten
einde de rente op de geldmarkt omhoog
te sturen en aldus de positie van de gul
den te ondersteunen.
In tegenstelling tot de tarieven op de
vrijwel elke week opnieuw verstrekte
speciale beleningen, zullen de monetai
re autoriteiten het disconto, waarop de
banken hun eigen rentetarieven base
ren, alleen wijzigen wanneer zich een
duidelijke verandering in het rentebeeld
voordoet.
Aldus kan in tijden van valutaire onrust,
wanneer het rente-instrumentarium na
drukkelijk door DNB wordt ingezet, het
verschil tussen enerzijds het disconto
en anderzijds de speciale beleningsren
te en daarmee de geldmarktrente fors
oplopen. In dat geval zullen de banken
genoodzaakt zijn de marge tussen hun
debet- en credittarieven in de korte sfeer
te handhaven door middel van het in
stellen van een extra opslag op de aan
het promessedisconto gekoppelde de
bettarieven.
Eind januari, toen het disconto door
West-Duitsland met een half procent
punt werd verlaagd, hadden velen ver
wacht dat in Nederland tot eenzelfde
maatregel zou worden besloten. Dit ge
beurde echter niet. De officiële discon
totarieven bleven ongewijzigd, maar wel
werd de rente op de nieuwe speciale be
lening met een half procentpunt ver
laagd, waardoor per saldo hetzelfde ef
fect op de geldmarkttarieven kon wor
den bereikt. Een verrassende, maar niet
onlogische stap: immers, juist het feit
dat nog sprake was van een extra
opslag, gaf al aan dat de geldmarktrente
te ver boven het disconto lag. Eerst
diende via een lagere speciale bele
ningsrente de feitelijke geldmarktrente
zover te dalen, dat de banken daardoor
de extra rente-opslag van hun debetta
rieven konden afhalen, wat kort daarna
ook gebeurde. Daarbij komt, dat van
een discontoverlaging mogelijk een te
sterk signaal naar de (internationale) fi
nanciële markten zou uitgaan. Kennelijk
wilde DNB met het oog op de positie
van de gulden niet te veel risico's ne
men en eerst met een verlaging van de
speciale beleningsrente de reactie in de
markt testen. Wanneer zij de tijd daar
voor rijp acht, kan zij dan altijd nog over
gaan tot een discontoverlaging.
Wie over de landbouw van nu leest,
schrijft of praat, komt onvermijdelijk te
recht bij de overvoerde markten. Deze
kunnen het grote aanbod van agrari
sche hoofdprodukten als zuivel, granen,
rundvlees en suiker niet aan, de afzet
van de nog immer toenemende produk-
tie loopt achter en dat heeft zijn
weerslag op de producenten zelf en op
de afzetorganisaties.
Daarmee is heel summier in koele woor
den de problematiek geduid, die mo
menteel levensgroot, nationaal en inter
nationaal, als een zware schaduw over
de landbouw hangt. Koel en summier
zijn ook in de voorgestane oplossingen
twee opvattingen te onderkennen: die
van een door de overheid gereglemen
teerde contingentering en die van een
produktie, welke zich veel sterker dan
voorheen 'aanpast' aan de markt en het
prijsmechanisme op de markt. Het is de
fundamentele keuze tussen die beide
opvattingen, waarvoor het Nederlandse
agrarische bedrijfsleven wordt ge
plaatst.
Daarover heeft de heer Klarenbeek,
plaatsvervangend voorzitter van onze
Hoofddirectie, vorige maand zijn mening
gegeven. Hij deed dat in een inleiding
voor het Instituut van Landbouwcoöpe
ratie in Gelderland, Overijssel en Flevo
land. Daar sprak hij over 'Coöperaties
op buitenlandse markten'. Niet zonder
reden, want zijn onderwerp voerde hem
midden in de actualiteit. De Nederland
se boer en tuinder produceert bijzonder
succesvol voor de export (in 1986 een
agrarische handelsbalans), en die bui
tenlandse afzet gebeurt in zeer belang
rijke mate door en via de agrarische
coöperaties.
In alle nuchterheid stelt Klarenbeek
vast, dat ons land door zijn intensieve
marktervaring, door zijn doelmatige en
moderne produktie en vooral door de
kwaliteit van zijn produkten een voor
sprong bezit op de internationale mark
ten. Daar ligt onze kracht. In de huidige
moeilijkheden is er alles aan gelegen,
die voorsprong en kracht te behouden
en te benutten! De enige mogelijkheid
daartoe is, dat de Nederlandse agrari
sche producenten zich nog marktge
richter gaan opstellen dan zij in het ver
leden al deden.
Zijn de problemen daarmee opgelost?
Neen, want het geheel overziende
moest ook Klarenbeek constateren dat
internationaal de markten momenteel
heel weinig afzetkansen bieden. Maar
voor hem staat tevens vast dat verster
king van onze concurrentiekracht op
den duur meer perspectief biedt dan
een systeem van beschermende en re
gulerende maatregelen. Al staan de
markten niet meer wijd open voor onze
produkten, er zijn met een goede, ge
coördineerde aanpak nu hier dan daar
toch nog wel gaatjes te vinden. Juist