Bedrijfsbarometer
Inkomens
deld 30% van grote betekenis. De
gasprijs voor tuinders die begin 1986
nog ruim 37 cent per m3 bedroeg, was
tegen het eind van het jaar gedaald tot
1 5,7 cent per m3.
Verschillende andere goederen en
diensten, hoewel van minder betekenis,
stegen enigszins in prijs.
Ook de heffingen (onder andere super
heffing) en indirecte belastingen minus
ontvangen subsidies waren per saldo
hoger. Wel waren de rentekosten in
1986 lager.
Uiteindelijk valt te verwachten dat in de
agrarische sector als totaal de daling
van de kosten in 1986 wat groter is ge
weest dan die van de opbrengsten en
het te besteden inkomen 1 a 2% groter
was dan in 1 985.
In het vorenstaande werd de produktie-,
kosten- en inkomensontwikkeling van
de gehele agrarische sector voor het ka
lenderjaar 1986 geschetst. Het LEI
raamt daarnaast de resultaten in ver
schillende sectoren afzonderlijk. Voor
de akkerbouw en veehouderij is dat
over het boekjaar, dat loopt van mei tot
en met april, voor de glastuinbouw en
de champignonteeltbedrijven over het
kalenderjaar.
Naar het zich laat aanzien zullen de be
drijfsresultaten in de akkerbouw over
1986/87, met uitzondering van de
Veenkoloniën, in alle gebieden verbete
ren. Overigens was 1985/86 voor de
meeste akkerbouwers een zeer on
gunstig jaar.
In de melkveehouderij blijven de inko
mens wellicht op hetzelfde niveau,
dank zij de lagere voerprijzen.
In de intensieve veehouderij geeft de
daling van de veevoerprijzen niet vol
doende compensatie voor de lagere op-
brengstprijzen. De resultaten van de
leghennen blijven onveranderd slecht.
In de glastuinbouw heeft de lagere
energieprijs de grootste bijdrage gele
verd aan de daling van de kosten, waar
door het resultaat verbeterde.
Tegenover de val van de opbrengstprij-
zen van champignons stond geen
kostenverlaging. Het gemiddeld onder
nemersinkomen in deze sector, dat er in
1984 nog florissant uitzag, is volgens
de raming in 1 986 gedaald tot een diep
terecord van negatief f 13 000. In de
overige tuinbouwsectoren zal voor
1986 de inkomenspositie van de open-
grondsgroentetelers verder zijn ver
slechterd, die van de fruitteelt weinig
veranderd zijn en die van de bollentelers
en boomkwekers wellicht wat ver
beterd.
Aan het eind van het afgelopen jaar doken steeds vaker be
richten op, dat de ontwikkelingen in het bedrijfsleven minder
voorspoedig verliepen. Er is echter ook een aantal gegevens
die een wat positiever beeld vertonen. De raming van de in
dustriële dagproduktie laat over 1986 een groei zien van
2%. Vooral dank zij een goed derde kwartaal kon de te
leurstellende uitkomst van het tweede kwartaal snel worden
weggewerkt.
In de detailhandel ziet het er nu naar uit, dat de omzet vorig jaar met minimaal 1 is geste
gen bij een inflatie van 0%. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de alleszins voor
spoedig verlopen verkopen in de maand december. Na al die jaren waarin sprake is geweest
van een daling van de afzet in de detailhandel, is een toename (hoe gering ook nog) een ver
heugende ontwikkeling.
Ook de bedrijven zelf waren best tevreden over de gang van zaken in 1986, getuige de re
sultaten van de ERBO-enquête. Zo was 67% van de bedrijven tevreden over het rendement
op het geïnvesteerd vermogen. Een jaar eerder was dat nog 60%. Bedrijfstakken die er in
positieve zin uitspringen zijn de dienstverlening en (opvallend genoeg) de bouwnijverheid.
In deze laatste sector zijn het vooral de kleinere bedrijven die hoog opgeven over hun renta
biliteit. Elders in dit nummer staat een meer uitgebreid verslag van de ERBO-enquête.
Er is nog een andere factor die erop wijst, dat het pad omhoog in 1986 nog niet is verlaten,
namelijk de daling van het aantal faillissementen. Naar schatting was het aantal failliet ver
klaarde ondernemingen het afgelopen jaar weer zo'n 1 7% lager dan in 1985. De ruim 3 600
bedrijven die in 1986 failliet gegaan zijn, betekenen een halvering ten opzichte van het top
jaar 1982.
120
120
industriële dagproduktie
(1983 100)
afzet detailhandel
faillissementen
(1983 100)
100-
110
80-
100-
60-
40-
90-
20-
83
84
85
86
83
84
85
86
Per bedrijfstak zijn er grote verschillen in het aantal faillissementen. De groep handel en ho
reca scoort met bijna 1 700 duidelijk het hoogst, maar in deze sector zijn dan ook veruit de
meeste bedrijven te vinden. Gerelateerd aan het aantal bedrijven waren de industrie en de
bouwnijverheid het meest risicovol. In deze branches ging in 1986 ruim 1,2% van de bedrij
ven failliet. Overigens deed zich juist in de bouwnijverheid in 1986 de sterkste daling (25%)
voor in het aantal faillissementen.
Achter deze koele cijfers over het aantal faillissementen schuilt veel leed. Voor veel onder
nemers en hun gezinsleden is een faillissement vaak een persoonlijk drama, veroorzaakt
door omstandigheden waarop zij soms nauwelijks invloed hadden. Echter ook aan de andere
kant bij de schuldeisers ontstaan de nodige problemen. Zo bleef volgens het CBS in 1984
bij beëindigde faillissementen van vennootschappen en overige rechtpersonen een bedrag
van maar liefst f 2,5 miljard onbetaald. Van de faillissementskosten werd gemiddeld nog
ruim 70% geïnd. De belastingsdienst en bedrijfsverenigingen incasseerden 4,1% en de
overige crediteuren niet meer dan 0,7% van hun vorderingen. Ook de bedrijven die zelf niet
failliet gingen, hebben door de golf van faillissementen dus de nodige klappen te verduren
gehad. Het is ook daarom verheugend, dat de daling van het aantal faillissementen zo sterk
doorzet.
(Bedrijfstakonderzoek)