Dertig jaar geleden beleefden we iets
dergelijks. Ik herinner het me levendig.
Je was er als landbouwkredietman met
al je collega's persoonlijk bij betrokken.
De produktiviteit van de landbouwbe
drijven moest omhoog. Daarvoor in
vesteren, daarvoor nieuwe methoden
(machinepark!), ruilverkaveling, bedrijfs-
vergroting! Dat alles kostte veel geld,
dat vooral uit meer vreemd vermogen
moest worden aangetrokken. En daar
kwam het landbouwkredietwezen aan
te pas. De kredietmogelijkheden werden
drastisch verruimd ten gevolge van het
Rapport Landbouwkrediet, een gedegen
studie van de commissie Verrijn Stuart,
die in 1957 werd ingesteld door de bei
de voorgangers van onze huidige Rabo-
bankorganisatie. In het financiële vlak is
daardoor de weg gebaand voor de enor
me ontwikkeling die land- en tuinbouw
te zien hebben gegeven. Achteraf lijkt
dat vanzelfsprekend, maar vergis u niet.
Ook toen was er eerst veel onzekerheid
onder de boeren. Meer en anders produ
ceren? Je nek uitsteken voor de conse
quenties daarvan? Dat zou je je nek wel
eens kunnen kosten! Tegenover krediet-
nemen stond men vaak zeer huiverig,
want schulden maken dat doe je niet.
Niet in privé, maar eigenlijk ook niet
voor je bedrijf. De vaders en groot
vaders van onze huidige boeren hebben
dikwijls ook een mentale aanpassing
door moeten maken, eer zij de nieuwe
mogelijkheden ontdekten en aandurf
den. Maar eenmaal op richting gezet is
er doorgeploegdI Het succes van hun
waagstuk is alom zichtbaar.
Een landbouwpolitieke visie te ge
ven ligt niet op de weg van de
Rabobank. Maar wel is het onze
taak de landbouwontwikkelingen te on
derkennen en die onzerzijds financieel
zo goed mogelijk te begeleiden. Wijffels
wees al meer dan eens op de overgang
die de landbouw moet gaan doormaken
en - toch een beetje politiek - op de
noodzaak de beleidsinstrumenten, die
haast alle uit de periode van de tekort-
markt stammen, aan te passen aan de
periode van overschotten. In zijn recen
te rede voor de jaarvergadering van de
LTB tekende Wijffels scherp de caesuur
die zich thans tussen verleden en toe
komst in de Nederlandse land- en tuin
bouw openbaart. Maar opmerkelijk,
vanuit zijn eigen Rabo-ervaringen wierp
hij ook licht op nieuwe perspectieven
die zich openen. En dan klinkt een opti
mistisch en tegelijk uitdagend geluid.
De Nederlandse boer, zegt Wijffels,
blijkt snel door te krijgen dat er een
grondige 'klimaatsverandering' aan de
hand is. Er zit beweging in de landbouw,
want met zijn vakmanschap en onder
nemerschap zit onze toch al internatio
naal georiënteerde boer en tuinder het
innoveren en investeren in het bloed. In
de jaren zestig ging het vooral om de K
van de kwantiteit van de produktie, nu
gaat het om twee andere K's: kostprijs
verlaging en kwaliteitsverbetering. Min
der kosten per eenheid produkt, maar
toch betere kwaliteit! Let op: Wijffels
doelt niet alleen op de kwaliteit van het
eindprodukt, maar ook op de zuiverheid
en de kwaliteit van de wijze waarop de
produkten worden geproduceerd.
Iedere boer/tuinder kan met zulke K's
iets aan zijn toekomst doen. Veel mag
dan nog onzeker zijn, een richting om de
voor verder te trekken is voorhanden. In
dat beeld plaatste Wijffels ook de grote
technische veranderingen, die al meer in
het boerenk/imaat zullen gaan doorwer
ken. De eerste tekenen daarvan zien we
al: het gebruik van micro-elektronica in
land- en tuinbouw is volop in opmars:
bijvoorbeeld klimaatcomputers in de
glasteelt en automatische koeherken
ning in de veehouderij. Nog meer mag
verwacht worden als straks de biotech
nologie pas goed uit de laboratorium
fase gaat treden. Sprookjes over de toe
komst? Beslist niet, want veel van wat
nu al in wetenschappelijke onderzoeken
mogelijk is, zal naar de dagelijkse prak
tijk zijn weg vinden. Sneller dan we den
ken! Het zijn technologieën gericht op
produktiviteitsverhoging minder input,
meer output), kostprijsverlaging en ver
hoging van de kwaliteit van het voedsel,
waarbij ook de kwaliteit van de produk-
tiemethoden sterk verbeterd zal wor
den. Het welzijn van de dieren en de
kwaliteit van ons milieu, natuur en land
schap is een belang van de eerste orde.
Is het wonder, dat van Rabozijde
nu al veel aandacht aan die bio
technische mogelijkheden wordt
geschonken? Wij willen daarbij in de
eerste Unie staan, omdat wij menen dat
we daar een van de kardinale terreinen
betreden, waarop onze land- en tuin
bouw naar een nieuwe toekomst zal
doorbreken. Vandaar dat we met de bio
technische ontwikkeling en haar prakti
sche toepassingen iets willen wagen.
Ondernemers op dat gebied kunnen bij
ons Biotech Fund terecht voor een mee-
risicodragende financiering.
Het is gemakkelijk in deze lijn vooruit-
dromend enthousiast te worden over de
toekomst van de agrarische sector. Zo'n
droom zou nog niet eens zo ver van de
realiteit afdwalen. Bovendien, heeft niet
iedereen op zijn tijd zo'n droom nodig
om verder te komen? Met ploegen bij
voorbeeld?
Maar laten we klaar wakker blijven.
Want de Nederlandse boer krijgt, net als
zijn collega Europese boer, voorlopig de
handen vol aan de 'aanpassingen' die hij
voor de boeg heeft. Sommigen zal dat
misschien te veel worden, na alle aan
passingen die zij in hun leven al hebben
moeten doormaken. Niemand tille licht
aan zulke gevallen. Ook zij die de over
gang niet willen of kunnen meemaken
en evenmin alternatieven zoals bijvoor
beeld een meer extensieve bedrijfsvoe
ring kunnen vinden, moeten opgevan
gen worden. De overheid zal hier een
taak hebben, te meer omdat op die wij
ze voor de anderen de overgang gemak
kelijker zal worden. Lardinois zei trou
wens al eens: een volledig vrije markt
economie is in de landbouw onge
wenst: daarvoor is de voedselproduktie
te belangrijk. Er moet altijd een zekere
nationale of internationale sturing van
de overheid blijven.
De overgrote meerderheid van onze
boeren en tuinders zal echter de stap
naar het nieuwe landbouw'klimaat' zet
ten. Dat moet eenvoudig en het kan
ook. Aan de mentaliteit zal het niet lig
gen. De ondernemingsgeest weert zich
al. Wel zal het veel inspanning kosten,
er moet - hier meer, daar minder -
ook heel wat voor opgeofferd worden.
Niet alleen zullen er onvermijdelijk finan
ciële consequenties zijn - cost gaat
voor de baet - maar ook kost het moed
en zelfoverwinning om de vertrouwde
paden te verlaten.
De uitgangspositie van de Nederlandse
landbouw is zonder meer goed. Onze
bedrijven vertonen een gezond finan
cieel beeld, de vakbekwaamheid hoort
tot de hoogste ter wereld en de in
frastructuur is in ons land perfect. En
van buitenlanders hoor je dat nergens
elders de agrarische kredietverlening zo
goed is als in Nederland. Wij als Ra bo
banken zullen ervoor zorgen dat dat zo
blijft.
Nog even terug naar het begin van de
jaren zestig. Toen is - sentimentele
herinnering - de uitdrukking 'passend
krediet' bij ons in zwang gekomen.
Daarmee bedoelden we krediet in zoda
nige vorm en omvang, dat het zo goed
mogelijk aansluit bij de moderne be
hoefte van de boer en tuinder. Die uit
drukking is tot op heden gangbaar ge
bleven. Als ik het goed heb, zal hij in de
toekomst heel wat toepasselijk emplooi
vinden.
JRH