Aan het begin van een nieuw landbouwjaar Ondanks het moeilijk tot stand gekomen ak koord in Brussel, over verlaging van de melkproduktie en vermindering van de steun aan de vleesproduktie, heeft het oude jaar veel landbouwzaken onopgelost gela ten. De aanpak van het overschotten- vraagstuk in de graansector, de kosten van het EG-beleid en het milieuprobleem in de veehouderij zijn de grootste kluiven voor het landbouwbeleid. Maar ook de individuele agrariërs zouden best een aantal beleidsza ken duidelijk geregeld willen zien. Onderne men, dus ook agrarisch ondernemen, is risi co nemen. Maar wel binnen een totaalbeleid dat continuïteit uitstraalt. Waarop de onder nemer zijn lange-termijnstrategie kan base ren en de risico's kan inschatten. Hoofdlijnen duidelijk, realisatie moeilijk Al vallend schaatsen leren Tijd om het probleem op te lossen In het Europese landbouwbeleid staat aan de ene kant de meer marktgerichte visie van de ontwikkelde agra rische landen, die vooral in het noordelijk deel van Eu ropa zijn te vinden. Anderzijds degenen die de land bouw minder als een economische bedrijvigheid zien, maar als sector met eigen ontwikkelingsregels; klein schaligheid en een stabiele plattelandsstructuur staan hierbij voorop. Deze visie sluit nauw aan bij de doelein den van de landbouwpolitiek die na de oorlog op de Europese Conferentie in Strese zijn geformuleerd: 'Versterking van gezinsbedrijven'. Ik zou het de continentaal-Europese visie op de landbouw willen noemen. Vooral de Middeneuropese landen, West-Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en de bergachtige gebieden van Frankrijk en Noord-ltalië hebben hun beleid meer op dit sociaal/politieke doel gericht dan op de markt. De economische en technische ontwikkeling en een periode van relatief gunstige prijzen in de jaren '60 en '70 heeft geleerd dat interne landbouwdoelen en de markt kunnen botsen. Bijstellingen zijn onontkoom baar. Ook op andere terreinen van de maatschappij zien we dat een bijstelling van het beleid uit de vorige decennia gaande is. Dat is een proces dat tijd vraagt, zoals ook het werkloosheidsprobleem niet door enkele maatregelen is op te lossen. Het spanningsveld tussen het wenselijke en het haalbare bepaalt het tempo van verandering. Een al te abrupte sanering van het EG- landbouwbeleid levert grote risico's op. De afzonderlij ke lidstaten van de Europese Gemeenschap zullen overhaaste structuurwijzigingen op het platteland niet toestaan. De marathonvergadering over het vlees- en zuivelbeleid in de week van 9-15 december heeft dui delijk gemaakt dat die ene Europese landbouwmarkt alleen te handhaven is wanneer nationale compensa ties mogelijk worden gemaakt en voor bepaalde gebie den uitzonderingen worden toegestaan. Bij de Europese boerenorganisaties is de bereidheid om via prijsbeleid tot marktsanering te komen niet groot, met name niet bij produkten waarvoor de markt via quotering wordt beheerd. De beraadslagingen over de prijzen dit voorjaar zijn cruciaal. De kostenontwik keling in de Europese landbouw is gunstig. Dit kan een rol spelen bij de Europese onderhandelingen over de sanering van de graanmarkt. Quotering geeft in deze sector veel uitvoeringsproblemen. Het uit de produktie nemen van grond is een dure aanpak, maar zal niet buiten de discussie blijven. In West-Duitsland lopen enkele proeven (o.a. in Neder-Saksen) waarbij nationa le inkomensaanvullingen worden gegeven wanneer bedrijven afzien van het produceren van graan. In plaats daarvan wordt de grond ingezaaid met gras of klaver voor de veevoederproduktie. Extensieve vleesproduktie, zoals nu al op grote schaal in Midden-Frankrijk plaatsvindt, zou ook een mogelijk heid kunnen zijn. De Europese Gemeenschap gaat aan deze produktietak meer premies verstrekken. Mogelijk is ook dat tijdelijke inkomensaanvullingen voor bepaalde gebieden een meer marktgericht graan beleid gaan flankeren. Er bestaan immers ook al aan vullende maatregelen voor berggebieden en bij het zui- velakkoord zijn inkomenscompensaties voorzien. De financiering van nieuwe compensatiemaatregelen zou wel eens meer nationaal kunnen plaatsvinden. Op het nationale podium zal het mest- en milieupro bleem in de veehouderij weer veel aandacht vra gen. Het lange-termijndoel is inmiddels duidelijk. De bodem moet worden ontzien wat betreft fosfaten, stikstof en ammoniak en verontreinigende metalen. De Nederlandse veehouderij heeft nog steeds grote economische potenties. In beginsel vormt dit een bron

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1987 | | pagina 36