Gevolgen
Grafiek 2. Handelsbalans voor voedsel
Bron: Wereldbank
18 miljard
- 14
1961 1965
Industrielanden
1970 1975 1980 1984
Ontwikkelingslanden Oostbloklanden
maal de wereldmarktprijs voor hun
oogst, maar verbouwen zij zoveel rijst
dat deze deels moet worden verkocht
als veevoeder tegen de helft van de we
reldmarktprijs.
In Canada betalen boeren zelfs wel
acht maal de prijs van een koe voor het
recht om de melk van die koe te mogen
verkopen tegen de steunprijs van de
overheid.
Het eerste en meest vanzelfsprekende
gevolg van de landbouwpolitiek in de in
dustrielanden is de verhoging van de
binnenlandse prijzen voor agrarische
produkten. Dit kan worden uitgedrukt in
de zogenaamde 'nominale protectie-
coëfficiënt' (NPC), waarmee bedoeld
wordt de verhouding tussen de binnen
landse prijs en de wereldmarktprijs voor
een bepaald produkt. Deze grootheid
vormt dus een maatstaf voor de graad
van bescherming die de landbouwpoli
tiek verschaft.
Een ander gevolg van de landbouwpoli
tiek der industrielanden is, dat er inko
men wordt overgeheveld van consu
menten en belastingbetalers naar land
bouwers en grondeigenaars. Bovendien
wordt het nationale inkomen er op ver
schillende manieren door beperkt, met
name doordat de werkelijke schaarste-
verhoudingen niet goed tot uitdrukking
komen in de min of meer kunstmatige
prijsverhoudingen.
Overigens blijkt het resultaat van de ge
voerde landbouwpolitiek ook niet altijd
aan de opzet te voldoen. Zo schijnt er
volgens een aan het Wereldbankrapport
ontleende grafiek eerder sprake te zijn
van een averechtse uitwerking. Daar
lijkt immers een negatief verband te
bestaan tussen de mate van prijsbe-
scherming en het (relatieve) inkomens
niveau van de agrarische beroepsbevol
king (in verhouding tot dat van de ande
re inkomenscategorieën); dus hoe hoger
de bescherming, des te lager het inko-
Grafiek 3. Nominale protectiecoëfficiënt
in verscheidene industrielanden (1980)
Inkomensdifferentieel
110
men van de boeren. (Grafiek 3)
In het rapport van de Wereldbank staat
ook een tabel met de geschatte
financieel-economische gevolgen van
een liberalisatie van de landbouwpoli
tiek in de verschillende landengroepen.
Volgens deze globale schattingen zou
den de industrielanden door eenzijdige
liberalisatie van hun landbouwpolitiek
zichzelf als groep een voordeel bezor
gen van 49 miljard per jaar. De ont
wikkelingslanden zouden er 28 mil
jard per jaar op vooruit gaan, als zij het
zelfde deden. Beide landengroepen zou
den echter nadeel ondervinden van el-
kaars actie, maar de wereld als geheel
zou per saldo toch beter af zijn.
Dit laatste geldt nog veel sterker, wan
neer zowel de industrie- als de ontwik
kelingslanden zouden overgaan tot libe
ralisatie van hun landbouwpolitiek. Zij
zouden dan namelijk een voordeel van
46 resp. 18 miljard krijgen, samen dus
64 miljard per jaar, ofwel het dubbele
van het jaarlijkse bedrag aan ontwikke
lingshulp van de gezamenlijke OESO
landen. Voor de landbouw geldt dus wel
heel duidelijk het bekende gezegde:
'Trade is better than aid'.
Het Oostblok is de enige landengroep
die nadeel zou ondervinden van een we
reldwijde liberalisatie van de landbouw-
en inkomensdifferentieel
80
Nieuw-Zeeland
Australië
f
40
iVerenigde Staten Verenigd Koninkrijk
Canada 0 Nederland
Denemarken
0 Zweden
0 Frankrijk
0 West-Duitsland
Japan
0
0,9 1,0
Bron: Wereldbank
1,1 1,3 1,5 1,7 1,9
Nominale protectiecoëfficiënt*
Nominale protectiecoëfficiënt binnenlandse prijs voor een
bepaald produkt in verhouding tot de wereldmarktprijs.
Inkomensdifferentieel inkomen per werkende in de landbouw
als percentage van het inkomen per werkende in de hele economie.
Voordelen van liberalisatie (in miljard per jaar)
Liberalisatie in
Voordelen voor
Industrielanden
Ontwikkelingslanden
Oostbloklanden
Wereld
Industrielanden
49
- 12
- 11
26
Ontwikkelings
landen
- 10
28
- 13
5
Industrie- en
ontwikkelingslanden
46
18
- 23
41