Adem inhouden kunnen de suikerindustrie en haar bietenleveranciers kiezen uit twee systemen. Een quotasysteem per agra rische producent of een zogeheten mengprijssysteem. In het eerste geval geldt per teler een A-quotum en een B-quotum en voor de resterende hoeveelheid ontvangt hij de wereldmarktprijs (C-prijs). Voor het A-quotum geldt een min of meer kostendekkende prijs, voor het B-quotum wordt een heffing betaald. Het mengprijssysteem werkt op dezelfde wijze, maar dan voor de produktie van alle telers gezamenlijk. De individuele teler krijgt in dat geval een uitbetalingsprijs, waarin de A-, B en C-prijs zijn verwerkt. In de loop der jaren heeft Nederland van systeem gewisseld. Mo menteel geldt het mengprijssysteem. Van 1978 tot 1982 gold een individueel quotasysteem. Dit jaar moet opnieuw de keuze worden bepaald. Bij het systeem van individuele quota wordt de produktie sterk in de hand gehouden. Bij het mengprijssysteem is uitbreiding van de bietenteelt gemakkelijker. De bie tentelers vrezen dat door de druk op de graanprijzen en de fabrieksaardappelprijzen een vlucht zal ontstaan naar de bietenteelt. Een mengprijssysteem met vrije produktiemogelijkheden zal tot een prijsval kunnen lei den. Anderzijds wordt evenmin een strikt individueel quotabeleid gewenst. Als tussenvorm stellen de sui kerindustrie en haar telers een 'bewaakt' mengprijs systeem voor. Dit systeem moet de regelmatige telers beschermen tegen nieuwkomers en gelegenheidste Iers. Uit oogpunt van continuïteit en kwaliteit wellicht een verstandig beleid. Wel moet worden gewaakt te gen verstarring. Ook in de akkerbouw gaat de regiona le specialisatie en de bedrijfsontwikkeling door. Als derde thema van quotering dient zich de mestpro blematiek aan. Eind december wordt de Nederlandse veestapel geteld. Op basis daarvan krijgen de veehou ders een mestquotum toegewezen. Uitbreiding van de veeproduktie boven dit quotum is alleen mogelijk wan neer de mest op milieuhygiënische wijze kan worden benut op het eigen bedrijf. In feite wordt de groei van de melk-, vee-, varkens- en pluimveeproduktie grond gebonden. Een zeer ingrijpende zaak, die nauwelijks valt te rijmen met de aard van de Nederlandse inten sieve veehouderij. Deze is gebaseerd op aankoop van veevoeder, grotendeels door import. De aanwezigheid van grond is bij intensieve veehoude rijbedrijven eerder uitzondering dan regel. Door de mestwetgeving zal de vraag naar grond vanuit de in tensieve veehouderij kunnen toenemen. Zo leidt het milieubeleid tot onbedoelde neveneffecten. Wanneer milieuhygiënisch verantwoorde rendabele verwer kingsmethoden van mest zijn gevonden, is de binding aan de grond niet meer nodig. Grondprijsstijgingen door de mestwetgeving kunnen dus weieens tijdelijk zijn. Intussen is de discussie gaande of mestquota over draagbaar moeten worden. Minister Braks is op dit punt strikt. Verplaatsing van bedrijven wil de bewinds man alleen bij hoge uitzondering toestaan. Groei van bedrijven door het overdragen van mestquota in het geheel niet. Met een stagnerende bedrijfsontwikkeling komt de fundamentele oplossing van de mest- en mi lieuproblematiek niet dichterbij. De oplossing zal im mers niet plaatsvinden zonder aanzienlijke kosten voor de veehouderijbedrijven. Waar de bedrijven econo misch versterkt kunnen worden, zal men dit niet moe ten nalaten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 29