Quo teringsperikelen Per 1 april 1984 is in de melkveehouderij de quotaregeling ingevoerd. De produktierech- ten voor individuele veehouders zijn geba seerd op de jaarproduktie in 1983 vermin derd met 8,35%. Inmiddels is daar alweer een procent op gekort. De invoering van dit stelsel is gepaard gegaan met veel onvrede. Nu, na twee jaar, lijkt het systeem, nood gedwongen, door de sector geaccepteerd te zijn. Melkquota zijn inmiddels geld, soms veel geld, waard. Degenen die stoppen met de melkproduktie varen daar wel bij; wel moet rekening worden gehouden met claims van de fiscus. Voor jonge veehouders en bedrijven die voor hun voortbestaan ei genlijk nog moeten groeien, ligt de zaak an ders. Voor hen is het melkquotum een kost bare vierde produktiefactor geworden, naast grond, kapitaal en arbeid. Omdat de toekomst van de superheffing nog steeds onzeker is, blijft de waarde van melkquota een subjectieve zaak. Het Borgstellings fonds voor de Landbouw, dat garanties ver leent voor de leningen van banken aan agra riërs, vindt dat de financiering van melkquo ta daarom niet onder haar garantiebeleid valt. Belangen bewaken Dat is een verstandig standpunt. Actieve betrokken heid van het Borgstellingsfonds bij de handel zou de waarde van de quota nog verder opjagen. De weg te rug wordt dan nog pijnlijker. Het is inmiddels wel dui delijk dat het Europese zuivelbeleid nog lang niet ge zond is. Bij verdere ingrepen lijkt naast vermindering van het quotum niet te ontkomen aan prijsmaatrege len. De kunst is daarbij nog verdere renationalisatie van het zuivelbeleid te voorkomen. Hoe verspillend het quotastelsel werkt, blijkt uit het feit dat enkele zuivel fabrieken melk importeren om hun kostbare verwer kingscapaciteit te benutten, terwijl naastgelegen effi ciënte melkproducenten worden afgeremd. Het Landbouw-Economisch Instituut bestudeert sa men met de Landbouw Universiteit Wageningen enke Ie alternatieven voor het huidige quotastelsel. Een er van is een tweeprijzensysteem binnen het quotastel sel. A-melk die een hoge prijs doet en B-melk met een lagere. Voor C-melk geldt dan de huidige superheffing (56 cent). Met de heffing op de B-melk wordt het prijspeil van de A-melk ondersteund. Een systeem dat in beginsel zichzelf kan financieren. Een systeem als bij het suikerbeleid. Efficiënte producenten zouden met zo'n systeem hun produktie kunnen uitbreiden, maar voor die meerpro- duktie een lagere prijs ontvangen. Andere mogelijkheden die het LEI berekent, zijn: het opleggen van een grotere medeverantwoordelijkheids heffing aan de producenten in combinatie met een minder hoge superheffing. Ook daarmee zou een stap gezet kunnen worden in de richting van een vrijere melkproduktie en bedrijfsontwikkeling. Het huidige quotastelsel biedt in feite alleen nog groei mogelijkheden voor bedrijven met een zeer gunstige vermogens- en rendementspositie. Het derde alternatief dat wordt bestudeerd is een for se vermindering in de quota door opkoop van quota door de overheid. Nadeel hiervan is dat de afstand tot het marktgebeuren nog verder wordt vergroot. Substi- tutieprodukten, zoals eiwit uit soja, krijgen dan alle kans om melk van de markt te verdringen. Voor vee houders dus geen aantrekkelijk alternatief. Ir. J. H. Egberink Niet alleen in de zuivel is quotering aan de orde. In het suikerbeleid wordt al sinds 1968 produktiebeheersing doorgevoerd, leder land heeft een quotum. Daarbij

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 28