Huisfondsen
Na een lange periode van intensieve ar
beid zal bij het verschijnen van dit num
mer van 'Rabobank' de Projectoverleg
groep belast met de ontwikkeling van
de Huisfondsen reeds ten grave zijn ge
dragen. Een nieuwe mijlpaal in de ont
wikkeling van het Effectenbedrijf van de
Rabobankorganisatie is hiermede be
reikt. Aangesloten banken krijgen met
deze Huisfondsen - een obligatie en
een aandelenfonds - een additioneel
instrument in handen in de strijd om de
gunst van de cliënt. Daarbij is bewust
als uitgangspunt gekozen dat deze pro-
dukten specifiek gericht zouden moeten
zijn op de behoefte van aangesloten
banken en hun cliënten. Steeds meer er
varen wij dat cliënten, zowel individueel
als collectief, geneigd zijn het beheer
van het in effecten belegde vermogen
uit te besteden aan deskundigen. Deze
factor zal nog in betekenis toenemen als
de Effectenbeurzen na een lange perio
de van gestaag stijgende koersen in een
wat ander vaarwater terecht komen en
wellicht ook eens een koersdaling te
zien zullen geven. Dan komt het erop
aan bij het beleggen de juiste keuzes te
doen en tijdig op veranderingen in te
spelen. Het is de taak van de beleg
gingsadviseurs van aangesloten banken
om de cliënten hierin zo goed mogelijk
te begeleiden.
Naast de twee hiervoor genoemde
fondsen, welke de kern vormen van ons
Huisfondsenbeleid, staan nog een aan
tal andere mogelijkheden ten dienste.
Samen met de Belgische Kredietbank,
die aan de wieg heeft gestaan van het
ontstaan van de ECU als beleggings
instrument, neemt onze organisatie
sinds begin van dit jaar deel in een ECU-
beleggingsfonds. De resultaten van dit
fonds zijn tot nu toe bemoedigend te
noemen. Voorts nemen wij reeds gerui
me tijd deel in het Unico-beleggings-
fonds wat voornamelijk belegt in inter
nationale obligaties. Ook dit fonds heeft
de afgelopen jaren een goede gang van
zaken kunnen tonen. Binnen onze orga
nisatie heeft dit fonds zich in een war
me belangstelling mogen verheugen.
Ook wijzen wij op het 'buitenbeentje' in
de onroerend goed markt: Amvabel. Een
fonds waarin we reeds geruime tijd sa
men met het bankiershuis Van Lanschot
participeren. Ondanks de zwakke
Vervolg op pagina 6
De geschiedenis van de financiële dienstverlening is lang en vol verandering. Naar
mate de economische en maatschappelijke ontwikkeling voortschreed en de wel
vaart toenam, groeide de behoefte aan financiële diensten. De ontwikkelingsgang
van onze eigen organisatie vormt daar de weerspiegeling van. Van een eenvoudige
in slechts één sector werkzame kredietcoöperatie zijn we uitgegroeid tot een finan
ciële instelling die een breed scala van diensten aanbiedt aan de gehele gemeen
schap. Die evolutie is ook strikt logisch. De in onze statuten vastgelegde dienstver
leningsdoelstelling schrijft immers voor dat we aan de behoeften van de leden moe
ten voldoen. Als die behoeften evolueren, dienen wij om trouw te blijven aan onze
doelstelling, mee te veranderen.
Omdat wij reeds lang geleden hebben besloten ook aan anderen dan leden diensten
te verlenen, geldt daarvoor in wezen hetzelfde. Kortom: de tveranderendebehoef
ten van onze leden en cliënten zijn leidend in de ontwikkeling van ons bedrijf. Door
steeds trouw te blijven aan dat uitgangspunt spelen zowel continuïteit als vernieu
wing een grote rol in de geschiedenis van onze organisatie. Het is dan ook niet toe
vallig dat ik mijn taakvervulling als voorzitter van de Hoofddirectie uitdrukkelijk in
dat perspectief wil plaatsen. Continuïteit en vernieuwing zullen bij het vervullen van
onze dienstverleningsdoelstelling ook in de komende periode hand in hand gaan.
Het is daarbij, in deze tijd van snelle veranderingen, te verwachten dat het element
vernieuwing een relatief zwaar accent zal krijgen, juist ook om de continuïteit te die
nen. Laat ik die stelling toelichten aan de hand van enkele actuele voorbeelden op
ons meest klassieke werkterrein, bet bemiddelen tussen besparingen en investe
ringen.
Op de kapitaalmarkt hebben zich de laatste jaren ingrijpende veranderingen voorge
daan die leiden tot gewijzigde voorkeuren en behoeften.
Om te beginnen is de behoefte aan risicodragend vermogen toegenomen. Die vloeit
voort uit de voortgaande snelle herstructurering en vernieuwing van onze economie.
Bovendien heeft de recessie nog eens geleerd hoezeer een behoorlijke eigen vermo
genspositie nodig is om tegenslagen te kunnen opvangen. Tegelijkertijd met deze
ontwikkeling heeft zich een omkering, in feite een normalisering, van de rende
mentsstructuur op de kapitaalmarkt voorgedaan. Als gevolg van gestegen bedrijfs
winsten en een gedaalde kapitaalmarktrente, ligt thans het rendement op risicodra
gend vermogen weer duidelijk hoger dan op risicowijdend vermogen. Zo hoort het
ook, omdat bij risicodragen een premie hoort. Niettemin hebben we in ons land ja
renlang een omgekeerde situatie gekend. Een ander en deels met het voorgaande
samenhangend verschijnsel is de toenemende voorkeur voor fiscaal aantrekkelijke
beleggingen onder meer in de pensioensfeer.
Op basis van bovenstaande ontwikkelingen hebben we thans te maken met, ten op
zichte van een aantal jaren geleden, duidelijk verschoven behoeften. Die komen tot
uiting in meer vraag naar risicokapitaal, een groter aanbod daarvan onder meer via
de sterk toegenomen beleggingen in aandelen, een aanzienlijk afgenomen aanwas
van spaarmiddelen en groeiende voorkeur voor lange vaste rentetermijnen. Elk van
deze verschijnselen zet onze traditionele rol van lokaal bemiddelaar tussen besparin
gen en investeringen min of meer onder druk. Vooral de middelenstroom is zich in
toenemende mate op bovenlokaal niveau gaan bewegen. Om onze bemiddelende
rol, met name ook op plaatselijk niveau op passende wijze te kunnen blijven spelen,
zijn aanpassingen in ons produktenpakket en manier van werken nodig. Dat heeft
eerder reeds geleid tot oprichting van het garantiefonds, het biotechnologiefonds en
deelname in enkele P.P.M.'s.
In de leningensfeer vormen onze nieuwere hypotheekprodukten (stabiel, 10 jaar
vast) een antwoord op de gewijzigde cliëntenvoorkeur. Onderhandse leningen stel
len aangesloten banken in staat eventuele tekorten aan lange middelen op te van
gen. Enkele in dit najaar geïntroduceerde nieuwe produkten situeren zich in dezelfde
context. Het gaat daarbij om de beide nieuwe huisfondsen en onze koopsom lijf
rentepolis. De huisfondsen stellen ons in staat onze dienstverlening op het terrein
van beleggingen en effecten uit te breiden.
De nieuwe Rabopolis speelt in op de toegenomen behoefte aan beleggingen in de
pensioensfeer. Van groot belang daarbij is dat op basis van afspraken met de betrok
ken verzekeraars de daarmee binnenkomende middelen rechtstreeks gebruikt zullen
kunnen worden voor het kredietbedrijf van de aangesloten banken. Er wordt dus
een nieuwe middelenbron aangeboord die een nieuwe dimensie brengt in onze
transformatierol tussen sparen en investeren op lokaal niveau.
In het voorgaande zit een duidelijke gemeenschappelijk noemer. Dat is: aanpassing
aan gewijzigde omstandigheden en daarop gebaseerde behoeften om het blijven
vervullen van onze dienstverleningsdoelstelling te waarborgen. Over andere onder
delen van ons bankbedrijf zou een soortgelijk verhaal te vertellen zijn.
Vandaar het devies: continuïteit en vernieuwing.
Drs. H. H. F. Wijffels