SS zullen moeten worden afgezet. Gezien de ontwikkelingen op de oliemarkt mo gen we verwachten dat de landbouw- importen in het Midden-Oosten in de komende jaren op een beduidend lager niveau zullen liggen. De agrarische ex porten zullen daarentegen vermoedelijk wel toenemen, maar de meeste produk- ten zullen binnen de regio worden ver handeld. Hoewel de produktie per hoofd van de bevolking toenam, is ook in Latijns Amerika sprake van een verslechtering van de agrarische handelsbalans. Sinds 1982 lijkt hierin verbetering te zijn ge komen, omdat verschillende landen in deze regio vanwege de schuldencrisis hoge prioriteit hebben gegeven aan het opvoeren van de exporten en het ver minderen van de importen. De landen in het Verre Oosten en met name India, In donesië, Pakistan, Thailand en Maleisië boekten zowel met de handel als met de produktie goede resultaten. In de Volksrepubliek China nam tot voor enige jaren de invoer van landbouwpro- dukten toe, terwijl de produktie en de uitvoer van landbouwprodukten stag neerden. Hieraan kwam in 1978 abrupt een einde, doordat besloten werd tot een ingrijpende ombuiging in het land bouwbeleid. Dit hield in dat aan boeren voortaan werd toegestaan een eigen stukje grond te bewerken. Tevens werd het rigide prijssysteem voor landbouw produkten op veel punten geliberali seerd. Het gevolg was een geweldige toename van de produktie, waardoor deze in vijf jaar tijd verdubbelde en Chi na van netto importeur van landbouw produkten een netto exporteur werd. In het Oostblok is men op het ogenblik eveneens bezig om de landbouw te libe raliseren, maar tot nu toe vond dit slechts op kleine schaal plaats. De agra rische produktie per hoofd van de be volking nam in het Oostblok tussen 1 975 en 1 984 slechts met 2% toe. Als gevolg hiervan namen de importen van landbouwprodukten met 45% toe tus sen 1972 en 1984, terwijl de export stagneerde. Thans geven de Sovjet autoriteiten daarom prioriteit aan de ontwikkeling van de landbouw. De reor ganisatie van de landbouwproduktie en de afzet zal hierbij een van de belang rijkste aandachtspunten moeten zijn. Het Nederlandse agrarische bedrijfsle ven zal in zijn beleid met bovengenoem de ontwikkelingen rekening moeten houden. De kansen en mogelijkheden verschillen hierbij per produkt en per re gio. Hierbij moet bedacht worden, dat Nederlandse snijbloemen: een gerenommeerd exportprodukt. vanwege de hoge transportkosten al leen produkten en diensten met een ho ge toegevoegde waarde op verre mark ten kunnen worden afgezet. Daarom zou men zich wellicht het beste op de volgende produkten/diensten kunnen richten: a. uitvoer van uitgangsmateriaal; b. opbouw van de landbouwproduktie ter plaatse; c. opbouw en verbetering van de afzet kanalen. Op het ogenblik voert Nederland reeds pootaardappelen uit naar de meeste ontwikkelingslanden, omdat de Neder landse pootaardappelen een zeer hoge produktie geven. Hetzelfde geldt voor een aantal bonenrassen, graszaden, tuinbouwzaden, maar ook voor dierlijk uitgangsmateriaal zoals eendagskui- kens, vaarzen, geiten en varkens. Poten tieel liggen op dit terrein voor het expor terende agrarische bedrijfsleven nog aanzienlijke kansen in het Oostblok, Azië, China en Afrika. Het ontbreken van goede kwekersrechten en phytosa- nitaire en veterinaire regelingen vormt in veel landen voor deze export nog een belemmering. Hier ligt duidelijk een taak voor de Nederlandse overheid. Zoals uit het bovenstaande blijkt, vindt in veel regio's in de wereld een opbouw van de landbouwproduktiecapaciteit plaats. Dit is met name het geval in het Oostblok, China, het Midden-Oosten, Azië en in mindere mate in Afrika. Het Nederlandse agrarische bedrijfsleven zou een bijdrage aan deze opbouw kun nen leveren, gebaseerd op de kennis die in Nederland hiermee is opgedaan. Men kan hierbij vooral denken aan maatrege len en investeringen, die de produktie per hectare opvoeren en de verliezen bij de oogst en de opslag verminderen. Ten slotte zou het Nederlandse agrarische bedrijfsleven een grotere bijdrage kun nen leveren aan het verbeteren van de afzetkanalen in bovengenoemde gebie den. De Nederlandse kennis en ervaring op dit terrein zijn ook in deze gebieden in aangepaste vorm toepasbaar. Ook de know how op zichzelf kan verkocht worden, zoals bijvoorbeeld voor de constructie van silo's en havenfacilitei ten. In bepaalde gevallen kan deze be trokkenheid zelfs nog verder gaan. In de Soedan bijvoorbeeld verzorgt een Ne derlandse transportonderneming in op dracht van hulporganisaties de distribu tie van de voedselhulp. Een andere mo gelijkheid is dat Nederlandse bedrijven via joint-ventures in ontwikkelingslan den participeren in de handel in land bouwprodukten. Tot op zekere hoogte zien we dit al plaatsvinden bij de afzet en distributie van zuivelprodukten in een aantal ontwikkelingslanden. De aantrekkelijkheid van deze investeringen hangt echter sterk af van het overheids beleid van het land in kwestie. Paprika's voor de export met extra zorg omgeven. Samenvattend kan men stellen dat de noodzakelijke herstructurering van de landbouwproduktie in de wereld ook de geavanceerde Nederlandse landbouw niet onberoerd zal laten. Daar staat ech ter tegenover dat er voor ons land zowel binnen de Europese Gemeenschap als daarbuiten nog vele exportmogelijkhe den liggen. Een marktgerichte benade ring hierbij is echter van cruciaal belang. Het voortdurend ontwikkelen van nieu we produkten en diensten, afgestemd op de specifieke behoeften van de ver schillende afzetmarkten, zal uiteindelijk een verdere groei mogelijk maken. Hier bij kan worden voortgebouwd op de uit gebreide kennis en ervaring op het ge bied van de toelevering, de produktie en de afzet die in het verleden is opge bouwd. Ook in de toekomst zal het sa men aanwenden van deze kennis door bedrijfsleven en overheid een van de be langrijkste troeven zijn in handen van onze agrarische sector.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 11