De vier grote A SEA N-l JS Tot de in 1967 opgerichte Association of Southeast Asian Nations (Asean) behoren de Filippijnen, Indonesië, Maleisië, Singapore, Thailand en, sinds 1984, Brunei. Het doel van het samenwerkingsverband is de economische groei, de sociale vooruitgang en de culturele ontwikkeling in de regio te bevorderen. In dit artikel gaat de aandacht met name uit naar de vier grote Asean-landen. Het kleine doch zeer welvarende Brunei zou het beeld vertekenen, terwijl Singapore tevens behoort tot de vier nieuwe industrielanden van Azië, waarover onlangs een artikel in het maandblad verscheen. iH Buitenlandse handel inds de oprichting wordt de Asean gezien als een zeer succesvolle regionale ge meenschap, waar de reële economische groei in de af gelopen 20 jaar twee keer zo hoog was als in de Westerse geïndustrialiseerde landen. Het succes van de Asean-landen was echter meer een optelsom van de resul taten die in de afzonderlijke landen wer den geboekt, dan een directe uitkomst van de samenwerking. Nu is een nauwe economische samenwerking ook moei lijk tussen landen met sterk uiteenlo pende historische en culturele achter gronden en een bevolkingssamenstel ling die wordt gekenmerkt door een zeer grote mate van etnische en religieuze verscheidenheid. Dat de Asean landen Drs. E. P. Boelens Internationaal Onderzoek Suikerrietoogst in de Filippijnen. zeer verschillend zijn, blijkt onder meer uit de verdeling van het inwonertal en de welvaart. Vergeleken bij Indonesië met 163 miljoen inwoners is Singapore met 2,6 miljoen inwoners een dwergstaatje, om maar niet te spreken over Brunei's bevolking van slechts 200 000 zielen. Indonesië heeft daarbij het laagste inkomen per hoofd van de bevolking 500 per jaar), terwijl de oliestaat Brunei met een inkomen per hoofd van ruim 20 000 per jaar meer dan tweemaal zo welvarend is als Ne derland. De mate van afhankelijkheid van de ex portopbrengst van enkele primaire pro- dukten is ondanks pogingen tot diversi ficatie nog steeds aanzienlijk. Zo ont vangt Indonesië uit de verkoop van ru we olie, petroleumprodukten en aardgas twee derde van de totale exportop brengst. De Filippijnen, Maleisië en Thailand ontlenen hun inkomsten uit het buitenland voor ongeveer een derde deel aan de verkoop van kokosnootpro- dukten, suiker en eetbare oliën (Filippij nen), ruwe olie en rubber (Maleisië) en rijst, rubber, tin en tapioca (Thailand). Aan de importzijde bestaat er met name behoefte aan technologisch hoogwaar dige produkten en deskundigheid met betrekking tot produktiemethoden. Ka pitaalgoederen maken 60% uit van de totale invoer van de Asean-landen. De Asean is niet alleen afhankelijk van een eenzijdig exportpakket, maar ook van enkele belangrijke handelspartners waarvan Japan de grootste is. Ongeveer een vierde van de totale export van de Asean-landen (exclusief Brunei), welke in 1984 75 miljard bedroeg, heeft als bestemming Japan, terwijl een vijfde van de totale import uit dit land af komstig is. De andere belangrijke han delspartners zijn de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschap, die in 1984 goed waren voor respectievelijk 20% en 10% van de Asean-uitvoer en 16% en 11% van de Asean invoer. De intra- Asean-handel is nog weinig omvangrijk en sinds 1967 verhoudingsgewijs wei nig toegenomen. De uitvoer van Asean- landen naar andere lidstaten bedroeg in 1984 12,6 miljard, 17% van de totale Asean-uitvoer. Vier vijfde van de onder linge handel bestaat uit grondstoffen, met name aardolie en -gas. Eigenlijk is alleen de handel tussen Singapore en Maleisië van redelijke omvang, maar dit is niet representatief, aangezien Singa pore een zeer belangrijke doorvoerha ven is voor Maleisië. Circa 20% van de uitvoer van Maleisië gaat naar of via Singapore.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 8