Standpunt Rabobank
Tussenfase
banken, blijven deze niettemin op dit
terrein in een afhankelijkheidsrelatie tot
de verzekeringsmaatschappijen staan.
De fiscaal aantrekkelijke behandeling is
immers gekoppeld aan het verzeke-
ringsdeel van de gezamenlijke produk-
ten. Het beleid ten aanzien van beleg
gingsdeelnemingen van banken in ver
zekeraars wordt gelijkgetrokken met dat
voor verzekeringsmaatschappijen in
banken. Ook kredietinstellingen mogen
derhalve een 15%-belang in de andere
sector aanhouden met een beperking
van de zeggenschap tot 5%. Op dit
punt wordt aldus symmetrie gereali
seerd. In het memorandum over het
nieuwe structuurbeleid is voorts vastge
legd, dat de hypotheekbankensector
volledig wordt vrijgegeven. Derhalve
mogen dergelijke instellingen worden
opgericht en mag in reeds bestaande
worden deelgenomen zonder dat daarbij
aan bijzondere beperkende bepalingen
moet worden voldaan. Na de reddings
operaties die de afgelopen jaren ten
aanzien van hypotheekbanken hebben
plaatsgevonden, wordt in het nieuwe
structuurbeleid dus bepaald dat alle par
tijen (banken, verzekeraars) - ook die
welke nog niet zijn opgetreden als hulp
verlener voor een in moeilijkheden ge
raakte hypotheekbank - in deze sector
actief mogen worden en wel zonder dat
sprake behoeft te zijn van vermogens
versterking. Wel blijft de toetsing van in
dividuele gevallen aan de wettelijke cri
teria 'gezond bankbeleid' en 'onge
wenste ontwikkeling van het kredietwe
zen' van kracht. Onder bepaalde condi
ties - ten einde het principe van de ge
nerieke scheiding geen geweld aan te
doen mogen hypotheekbanken ofwel
banken ofwel verzekeraars als dochter
hebben. De hypotheekbanken schuiven,
veelal onder de hoede van de moeder
verzekeringsmaatschappij, op in de rich
ting van algemene bank. Hiermee wordt
een verruiming van de mogelijkheden
voor hypotheekbanken tot het aantrek
ken van korte gelden bewerkstelligd. Dit
wordt van groot belang geacht voor een
uit een oogpunt van renterisico even
wichtige opbouw van de balans van de
ze instellingen. De beperkende bepalin
gen van het kleine structuurbeleid zul
len tot het verleden gaan behoren. De
autoriteiten hebben namelijk bepaald,
dat het interbancaire regiem met be
trekking tot de doorlopende uitgifte van
bankbrieven komt te vervallen. In het
laatste punt van het nieuwe memoran
dum is vastgelegd, dat het streven blijft
gericht op opheffing van de generieke
scheiding tussen verzekeraars en kre
dietinstellingen. Een verder geliberali
seerd financieel bestel ligt derhalve in
het verschiet.
Uiteraard heeft de Rabobankorganisatie
tijdens de gevoerde besprekingen met
overtuiging haar visie naar voren ge
bracht. In zijn brief aan de Tweede Ka
mer over het structuurbeleid besteedt
de Minister van Financiën ruime aan
dacht aan onze opvattingen ter zake.
Structuurbeleid zou naar de mening van
onze organisatie niet slechts gericht
dienen te zijn op afbakening van mark
ten en partijen, maar veeleer voor alle
partijen de mogelijkheid moeten schep
pen om op gemeenschappelijke mark
ten te opereren onder gelijke concurren
tievoorwaarden. Aan dit vereiste vol
doet het nieuwe memorandum niet. Dat
betekent niet, dat onze organisatie de
mogelijkheid van fusies tussen grote
banken en grote verzekeraars zou willen
bepleiten. De Rabobank vindt het ech
ter fundamenteel bezwaarlijk dat in het
memorandum geen oplossing, dan wel
concreet uitzicht daarop, wordt gebo
den voor de ongelijke fiscale behande
ling van institutionele beleggers en ban
ken in het nadeel van de laatsten. De
ontwikkeling van het bancaire actief- en
passiefbedrijf wordt reeds zeer geruime
tijd ongunstig beïnvloed door de con
currentie met die financiële marktpartij
en die in een relatief voordelige positie
verkeren doordat hun produkten, in te
genstelling tot die van banken, fiscaal
gefacilieerd zijn. Dit plaatst met name
de klassieke spaarinstellingen, zoals on
ze organisatie, met hun specifieke ba
lansstructuur in een concurrentieel on
gelijkwaardige positie. Fiscale gelijkheid
is naar onze mening dan ook geboden.
Het op dit punt door de autoriteiten toe
gezegde diepgaande onderzoek kan
daartoe stellig een aanzet zijn. Onze or
ganisatie heeft er voorts op gewezen,
dat het oudedagssparen vanzelfspre
kend onderdeel uitmaakt en behoort uit
te maken van het natuurlijke werkterrein
van de banken, ongeacht de fiscale be
handeling daarvan, maar gegeven de
huidige fiscale aantrekkelijkheid dus
ook met inbegrip daarvan. Het handha
ven van een generieke scheiding tussen
banken en verzekeraars is in dit verband
naar onze mening niet houdbaar. Ten
slotte is door onze organisatie gesteld,
dat aan verzekeraars in het huidige sta
dium ten onrechte de mogelijkheid
wordt verleend tot het oprichten van
bank-kleindochters in het kader van een
ruimere korte passieffinanciering van
hun hypotheekbank-dochters. Er kan
toch immers worden volstaan met het
verhogen van de huidige limiet voor de
korte funding?
Na ampel beraad van alle betrokkenen is
een nieuw memorandum over het te
voeren structuurbeleid tot stand geko
men. Buiten deze besprekingen om heb
ben grote algemene banken en grote
verzekeraars toenadering tot elkaar ge
zocht. Blijkens enkele persberichten zijn
deze partijen kennelijk nogal tevreden
over de samenwerkingsafspraak die zij
hebben gemaakt. Bedoelde algemene
banken zullen kennelijk lijfrentepolissen
gaan verkopen voor de verzekeraars, die
een deel van de aldus ontvangen midde
len bij deze banken zullen gaan stallen.
Daartegenover staat dat de lobby van
deze banken voor een fiscaal gelijke be
handeling van sparen bij hen en bij ver
zekeraars zal worden gestaakt. De Ra
bobankorganisatie is bij deze afspraken
afzijdig gebleven. Naar onze mening
dreigt het uitzicht op een fundamentele
oplossing van de fiscale ongelijkheid al
dus namelijk te worden verminderd. De
zer dagen heeft onze organisatie even
wel samen met Interpolis en Avéro de
Rabobank Lijfrente Koopsompolis op de
markt gebracht. Door deze samenwer
king op zakelijke basis van coöperatieve
organisaties kunnen onze leden en
cliënten op fiscaal aantrekkelijke wijze
sparen bij hun vertrouwde Rabobank.
Het risicodeel van het produkt wordt
ondergebracht bij de verzekeraars. Kort
om: de banden tussen banken en verze
keraars worden met name in de produk-
tensfeer aangehaald. Indien deze bewe
ging zich voortzet, is het de vraag of het
nieuwe structuurbeleid een lang leven
beschoren zal zijn. Dit geldt te meer
daar de komende liberalisering - ge
heel anders dan bij de per 1 januari jl.
met zoveel elan doorgevoerde kapitaal
marktderegulering - niet meer dan en
kele schoorvoetende stapjes op de weg
naar meer vrijheid betreft. Het zal dan
ook geen toeval zijn, dat de Minister van
Financiën in zijn brief aan de Tweede
Kamer inzake het structuurbeleid het
huidige memorandum als een tussenfa
se op weg naar verdere liberalisering
kenschetst en indiceert het overleg me
dio 1988 te willen heropenen.