Noodzaak tot aanpassingen Nieuw structuurbeleid velijk overnemen. Het (grote en kleine) structuurbeleid was van kracht voor de jaren 1981-1983. Vervolgens is deze pe riode met een drietal jaren verlengd, waarbij werd afgesproken dat medio 1985 overleg zou worden gestart over een eventueel gewijzigd beleid vanaf 1987. Uit het voorafgaande zal duidelijk zijn geworden, dat gedetailleerde regelge ving de financiële instellingen ervan moest weerhouden zich te veel met el kaar of eikaars markten in te laten. Der gelijke regulering leidt niet alleen tot de kans op naarstig speurwerk naar mazen in het netwerk, maar kan ook tot gevolg hebben dat partijen erin verstrikt raken. Zo moest het structuurbeleid tussen tijds worden verruimd om in nood ge raakte hypotheekbanken de helpende hand te kunnen bieden. In februari 1982 werd namelijk aangekondigd, dat een verklaring van geen bezwaar niet meer a priori zou worden geweigerd in het ge val dat kredietinstellingen dan wel ver zekeringsinstellingen zouden wensen deel te nemen in bestaande hypotheek banken ter versterking van de eigen ver mogenspositie van de laatstgenoemde instellingen. Zoals bekend hebben alle tot voor enkele jaren nog onafhankelijke hypotheekbanken hun zelfstandigheid inmiddels (de facto) verloren en opere ren zij nu onder de beschermende vleu gels van een verzekeraar en/of bank. Met betrekking tot het kleine structuur beleid moet erop worden gewezen, dat de hypotheekbanken in hogere mate dan toegestaan korte gelden wilden aantrekken. Voorts ervoeren algemene banken de beperking bij de afgifte van bankbrieven als knellend, hoewel de plaatsing van ECU-bankbrieven niet on der het plafond bleek te vallen. Ook an derszins ging het structuurbeleid steeds meer knellen en kwam in toenemende mate op gespannen voet te staan met de dereguleringsfilosofie en in het bij zonder ook met de allengs verscherpen de concurrentieverhoudingen op de steeds internationaler wordende finan ciële markten. Regelgeving leidt immers tot een zekere rigiditeit, terwijl in de in ternationale financiële wereld flexibili teit en pluriformiteit juist wachtwoor den zijn. In andere landen is een zekere verstrengeling van bank- en verzeke ringswezen veelal wel toegestaan. Bui tenlandse marktpartijen kunnen boven dien vrijelijk op de Nederlandse markten actief zijn, vaak ook zonder dat ze in ons land gevestigd zijn. De toeneming van de concurrentie komt ook tot uitdruk king in nieuwe vormen van dienstverle ning en in een groeiende betekenis van bijvoorbeeld pensioenfondsen en beleg gingsinstellingen op de binnenlandse fi nanciële markten. Tegen deze achter grond opteert de Rabobankorganisatie voor een zekere liberalisering van het structuurbeleid. Hieraan wordt echter de onlosmakelijke conditie verbonden, dat op het vlak van de concurrentie voorwaarden van volstrekt gelijke kan sen voor alle instellingen sprake moet zijn, hetgeen een geleidelijke ontwikke ling in de richting van meer vrijheid im pliceert. Gelijkheid op concurrentieel gebied houdt met name een identieke fiscale behandeling van banken en ver zekeraars in voor alle activiteiten waar beide partijen met elkaar concurreren (vooral spaarmarkt). De banken zouden samen met verzekeraars produkten moeten kunnen aanbieden zonder dat daarbij van beperkingen sprake is (het spaardeel zou een interessante bancaire middelenbron kunnen vormen en het ri- sicodeel zou bij verzekeraars kunnen worden ondergebracht). Overneming van een (kleine) verzekeraar dan wel oprichting van een dergelijke instelling zou in beginsel uiteraard ook mogelijk heden verschaffen. De 5%-limiet voor deelnemingen van banken in verzeke- ringsmaatschappijen zou moeten wor den verhoogd tot 15%, zodat gelijkheid over en weer tussen banken en verzeke raars ontstaat. Langdurig overleg heeft geresulteerd in enkele aanpassingen van de regelgeving in het kader van structuurbeleid, die op 1 januari a.s. van kracht worden. Het zal geen verbazing wekken, dat dit wijzigin gen in de richting van meer vrijheid be treft. Dit laat echter onverlet dat het uit gangspunt van een generieke scheiding tussen banken en verzekeraars onaan getast is gebleven. Voorop staat derhal ve dat het belangrijkste kenmerk van het huidig structuurbeleid, de afbake ning van (de activiteiten van) banken en verzekeringsmaatschappijen, niet wordt gewijzigd. Banken mogen geen verzeke raars overnemen en omgekeerd. Ook mogen geen nieuwe activiteiten in el- kaars sector worden gestart. Een niet onbelangrijke nieuwe bepaling is dat de commerciële relaties tussen de diverse financiële instellingen geheel worden vrijgegeven. Dit betekent dat banken zonder beperkende voorwaarden samen met verzekeraars produkten kunnen gaan voeren. Hoewel hier sprake is van een zekere tegemoetkoming aan de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 22