Overheidsbeleid
Reële kansen
Groeipool van belang
ten en fruit geteeld en wat vee - kar
bouwen, ossen, kippen en varkens -
gehouden. Naast voedselgewassen
worden in de bevolkingslandbouw on
der meer ook suikerriet, cacao, koffie,
specerijen, kokos en oliepalm ver
bouwd. Produkten die overwegend
bestemd zijn voor de markt. De onder-
nemingslandbouw is grootschalig en
exportgericht. Men treft deze onder an
dere aan in de rubber-, oliepalm-, cacao-
en koffiecultuur. De ondernemingsland-
bouw in Indonesië en Maleisië is vooral
van het type van een groot kernbedrijf
met daarom heen 'smallholders', kleine
boerenbedrijven. Het kernbedrijf fun
geert niet alleen als leverancier van
technische kennis en van produktiemid-
delen, zoals plantmateriaal en kunst
mest, maar ook als afnemer van de
oogstprodukten van de 'smallholders'.
Zodoende tracht men de landbouw te
moderniseren. Met name in Indonesië
zijn de kernbedrijven voor het meren
deel staatsbedrijven.
Het streven van de overheden in deze
vier ASEAN-landen is er onder meer op
gericht om de agrarische produkten, die
nu grotendeels in ruwe vorm of na enige
bewerking worden geëxporteerd, niet
slechts voort te brengen maar ook in ei
gen land verder te verwerken tot hoog
waardiger produkten. Ook streeft men
naar modernisatie en diversificatie van
de landbouw. Voor de beoogde ontwik
keling van de agrarische sector is veel
technische kennis op het gebied van
verwerking, opslag en transport nodig.
Ook de lokale kennis en infrastructuur
voor de buitenlandse afzet is over het al
gemeen nog niet adequaat ontwikkeld.
De benodigde technische kennis en fi
nanciële middelen voor het tot stand
brengen van de beoogde ontwikkeling
willen deze landen hoofdzakelijk uit het
buitenland halen. Verwacht mag wor
den dat zich in de ASEAN-landen op dit
gebied een grote vraag zal ontwikkelen.
De regeringen hebben voor het aantrek
ken van buitenlandse investeerders spe
ciale aanmoedigingsprogramma's opge
zet. Tot nu toe zijn grootscheepse bui
tenlandse investeringen wegens ver
wachte politieke instabiliteit, bureaucra
tie en dergelijke nog beperkt gebleven.
Naarmate de agrarische ontwikkeling in
deze landen voortschrijdt, ontstaan er
structurele problemen. Met name voor
de bevolkingslandbouw die zich bevindt
voorbij de scheidslijn tussen zelfvoorzie
ning en produktie voor de markt en op
de overgang van een meer sociale acti
viteit naar een puur economische bedrij
vigheid. Vele bedrijven zullen dan op
zuiver economische gronden moeten
afhaken. De vraag naar alternatieve
werkgelegenheid buiten de primaire
land- en tuinbouwproduktie wordt in
deze landen dan nijpender. De ontwik
keling van de agrarische sector is der
halve mede afhankelijk van de ontwik
keling van de andere sectoren van de
economie. Op korte termijn ziet het er
naar uit, dat het ontwikkelingstempo
De karakteristieke betjak wordt ook voor transport ingeschakeld.
van de agrarische produktie in de grote
ASEAN-landen mogelijk zal afzwakken.
Een aanhoudend lage prijs voor aardolie
en andere delfstoffen, waaronder tin,
die naast de landbouwprodukten de an
dere pijlers van de economie vormen, is
hiervan de oorzaak. Vanwege de alge
mene tendens naar overschotten aan
onder meer granen, suiker en rijst op de
wereldmarkt en mede als gevolg van de
verlaging van de steunprijzen in Ameri
ka als de wereldmarktleider, zal de con
currentie toenemen en het prijspeil da
len. Op lange termijn evenwel zijn reële
kansen aanwezig door het grote natuur
lijke landbouwpotentieel in combinatie
met de schaalgrootte in deze regio, met
name wanneer China mede in beschou
wing wordt genomen.
Van de vier grote ASEAN-landen is In
donesië bij ons natuurlijk het meest be
kend, terwijl de Filippijnen wat verder
van ons bed liggen. Thailand is onze be
langrijkste tapiocaleverancier, terwijl
Maleisië van belang is voor de invoer
van onder meer palmolie en rubber. In
totaal importeerde Nederland in 1985
ruim f 2,8 miljard aan agrarische pro
dukten uit deze vier landen, terwijl wij
zelf ongeveer voor f 180 miljoen - gro
tendeels zuivelprodukten - uitvoerden
naar deze landen. Voor het Nederlandse
agrarische bedrijfsleven met zijn voor
aanstaande kennis op agrarisch gebied
bestaan er ruime aanknopingspunten
met het ontwikkelingsvraagstuk van de
agrarische sector in Indonesië, Thailand,
Maleisië en de Filippijnen. Met uitzonde
ring van onder meer zuivelprodukten
heeft dit - althans op lange termijn ge
zien - niet zozeer betrekking op de le
vering van eindprodukten maar meer op
die van zaad- en pootgoed, fokmateri-
aal, landbouwwerktuigen, technische
kennis op het gebied van verwerking,
opslag, transport en afzet van agrari
sche produkten, huisvesting van dieren
en kennis op het gebied van waterbe
heersing (inpoldering, vloedkering, irri
gatie/drainage). Nederland heeft op de
ze gebieden al een wereldnaam. Het ligt
derhalve voor de hand om te veron
derstellen dat hier kansen liggen voor de
Nederlandse agro-industrie. Steden als
Singapore, Hongkong en Jakarta zijn
juist vanwege hun centrale ligging als
handels-, consumptie- en verwerkings
centra van agrarische produkten voor
het Nederlandse agrarische bedrijfsle
ven van belang. Zij kunnen een strategi
sche uitgangsbasis vormen voor nieuwe
activiteiten in deze groeipool ver van
huis.