Het coöperatieve element onomstreden Het tijdvak van de afgelopen tien jaren laat zich in velerlei opzicht typeren als een periode van overgang en herbezinning. In zekere zin geldt dat ook voor wat betreft het coöperatieve element van onze organisatie. Daarover is de afgelopen jaren immers veelvuldig van gedachten gewisseld, meestal ook leidend tot bepaalde besluitvor ming. Denk alleen al aan de indrukwekkende serie structuurrappor ten, waarin de onderlinge verhoudingen tussen de aangesloten ban ken op zorgvuldige wijze zijn geregeld. En uiteraard de recente dis cussie over het coöperatief bankieren, waarbij met name vraagstuk ken die samenhangen met de worteling van de aangesloten banken in de plaatselijke gemeenschappen aan de orde zijn geweest. 10 jaar lang een vertrouwd gezicht voor het front van de Rabotroepen: hier zij aan zij met de voorzitter van de Raad van Beheer, Baron Van Verschuer. e discussies over ons coöpe- ratief bankieren verlopen zei- den moeiteloos en ze zijn ei- genlijk nooit vrijblijvend. Moeiteloos kunnen ze een- "i voudigweg niet zijn, als we alleen al bedenken dat er (ge- trapt) zo'n zevenduizend be trokkenen - merendeels bestuurderen en directeuren van aangesloten banken - aan die discussies deelnemen. Daar komt bij dat de materie er in de loop van de tijd bepaald niet eenvoudiger op is geworden. Niettemin komen besluiten tot stand, die goed geschraagd en daar door eigenlijk nooit vrijblijvend zijn. In een goed draaiende vereniging hebben de leden immers boodschap aan elkaar. Het is uiteraard ondoenlijk om hier aan de coöperatieve facetten van alles wat in de afgelopen tien jaar is gepasseerd recht te doen. Daarom beperk ik me tot een paar, min of meer, saillante zaken. Coöperatie-zijn geen vraag- maar uitgangspunt Het eerste wat opvalt is dat zelfs in de meest fundamentele discussies de wat men zou kunnen noemen bestaansvraag niet wordt gesteld: moe ten we al dan niet een coöperatie blij ven? Kennelijk is dit geen vraagpunt, maar een uitgangspunt. Er bestaat blijk baar geen behoefte om hierover met el kaar te spreken, ook niet in een periode van overgang en herbezinning. Het feit dat dit als een vanzelfsprekendheid wordt ervaren zegt naar mijn mening iets over de innerlijke kracht van deze economische organisatievorm. Activum om zuinig op te zijn Het tweede wat opvalt is de kwaliteit van het functioneren van de landelijke coöperatie. De (centrale) kringvergade ringen zijn gaandeweg uitgegroeid tot volwaardige, evenwichtige ontmoetin gen van lokale en centrale vertegen woordigers, waarin over en weer wordt geargumenteerd en geluisterd. Daar is ruimte voor suggesties, vragen, én on gezouten kritiek! Enkele van de belangrijkste onderwer pen, die in de afgelopen periode tot besluitvorming hebben geleid zijn de on derlinge financiële verhoudingen, de be leidsplanning, de regionalisatie en de vereveningsregelingen. Stuk voor stuk onderwerpen die tijd en moeite van ve len hebben gevraagd. Maar is eenmaal een oplossing gevonden, dan weet men zich verzekerd van een breed draagvlak. Dat is een activum om zuinig op te zijn. Het is overigens jammer dat op het loka le niveau nog niet alle leden van de aan gesloten banken doordrongen zijn van het besef dat ook zij reële invloed kun nen, sterker, behoren uit te oefenen op hun coöperatie. Dit is zonder meer een punt van zorg, omdat daardoor op ter mijn ook bovengenoemde kwaliteit van het landelijk functioneren op de tocht kan komen te staan. In de kern was de recente discussie over het coöperatief bankieren op deze zorg geënt! Ik vraag me wel eens af of dat aspect voldoende uit de verf is gekomen. Kleine ondernemertjes Het derde wat opvalt is dat in de discus sie over het coöperatief karakter van on ze organisatie de meer fundamentele en de meer praktische aspecten vrij ge makkelijk hand in hand gaan. Beschouwen we nog eens de drie fun damentele kenmerken, zoals we die on langs in de organisatie hebben onder schreven: 0 de dienstverlening ten behoeve van leden en cliënten; 0 zeggenschap en betrokkenheid van de leden; 0 autonomie van het plaatselijke werk gebied, dan kunnen we tegelijk vaststellen dat Prof. dr. P. W. Moerland Lid Raad van Toezicht

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 28