J
De internationale
omgeving
Terugkijkend op de internationale economische en financiële ont
wikkelingen in de afgelopen decennia, dringt zich al gauw de con
clusie op dat deze sinds het begin van de jaren zeventig in een turbu
lente stroomversnelling terecht zijn gekomen. Er deden zich enkele
gebeurtenissen voor die verstrekkende gevolgen bleken te hebben
voor de wereldeconomie en niet in het minst voor het bankwezen.
Het ziet er zelfs naar uit dat de hierdoor in gang gezette bewegin
gen, te zamen met onder meer ontwikkelingen op het gebied van de
technologie en van de geïnstitutionaliseerde kapitaalstromen, zullen
leiden tot welhaast een metamorfose van de bancaire wereld. Het
meest sprekend in dit verband zijn wellicht de oliecrises.
overproduktie in de Europese Gemeen
schap (en de Verenigde Staten) heeft
immers geleid tot zulke omvangrijke
overschotten van landbouwprodukten,
dat deze onverkoopbaar zijn geworden
tenzij met behulp van dusdanige subsi
dies dat de Europese begroting haar
middelenplafond overschrijdt. Het
Groenboek van EG-landbouwcommis-
saris Andriessen, gelukkig weer een be
kwame Nederlander evenals tien jaar
geleden, geeft een duidelijke schets van
dit probleem en van de richting waarin
de oplossing moet worden gezocht om
de onmisbare gemeenschappelijke land
bouwmarkt te kunnen behouden.
De conjuncturele golfbeweging van de
wereldeconomie en de structurele ma
laise van Europa zijn ook aan ons land
zeker niet voorbijgegaan. Als kleine
open economie is Nederland zeer ge
voelig voor het wel en wee van de we
reldhandel en vooral van de welvaart in
de landen om ons heen. Bovendien heb
ben de structurele gebreken hier meer
dan elders de kans gekregen zich stevig
in te nestelen. Als gelukkige bezitter van
aardgasbronnen meenden wij ons im
mers alle luxe te kunnen veroorloven en
waren wij boven onze stand gaan leven.
Allerlei overheidsuitgaven en sociale
voorzieningen waren uitgebreid tot on
houdbare afmetingen, zodat ondanks
een buitengewoon hoge belasting- en
premiedruk de overheid toch met een
enorm financieringstekort kampte. De
staatsschuld bleef alsmaar stijgen,
evenals de daaruit voortvloeiende rente
last De winsten van het bedrijfsleven
werden aangetast en de investeringen
daalden tot een ongekend laag niveau.
De werkloosheid steeg daarbij tot een
onaanvaardbare omvang. Ten slotte
werd een ombuiging van het financieel-
economische overheidsbeleid onont
koombaar. Nadat vorige kabinetten
daartoe reeds een eerste aanzet hadden
gegeven, werd het roer echt omgegooid
door het eerste kabinet-Lubbers met zijn
bekende driesporenbeleid. Dat richtte
zich op sanering van de overheidsfinan
ciën, versterking van de marktsector en
bestrijding van de werkloosheid. Sleu
telwoorden daarbij waren verlaging van
de lastendruk, matiging van de loon
kosten, ombuiging van de collectieve
uitgaven, arbeidstijdverkorting, privati
sering en deregulering. Dit beleid bleek
succesvol. Een nieuw elan brak door en
op alle fronten werd ten slotte vooruit
gang geboekt.
Zowel conjunctureel als structureel ver
toonde de Nederlandse economie een
duidelijk herstel. De produktie begon
weer te groeien, de investeringen trok
ken aan, de werkloosheid daalde, de in
flatie liep terug, het overheidstekort ver
minderde en de rente daalde, terwijl de
gulden sterk bleef. Er is op financieel-
economisch gebied weer vertrouwen in
de toekomst.
Ook het bankwezen in ons land heeft de
kentering van het financieel-econo-
misch getij uiteraard aan den lijve on
dervonden. Na jaren van forse balans-
groei en redelijke resultaten kreeg men
in het begin der jaren tachtig te kampen
met verliezen door afboekingen op du
bieuze debiteuren. In het buitenland
speelde daarbij de internationale schul
dencrisis een rol, terwijl in het binnen
land de malaise in grote delen van het
bedrijfsleven en de ineenstorting van de
onroerend-goedmarkt hun sporen trok
ken. Naast deze forse aanslag op de
voorzieningen voor probleemgevallen
had het bankwezen ook te maken met
een verkrappende rentemarge. Bij de
kredietverlening verhevigde zich name
lijk de onderlinge strijd om de goede de
biteuren, terwijl bij de middelenwerving
vooral de concurrentie van andere par
tijen voelbaar werd. Zo hadden de
spaartegoeden bij het bankwezen te lij
den onder de aanwas van de fiscaal be
voorrechte besparingen bij verzekeraars
en pensioenfondsen; een aangelegen
heid die door onze organisatie onder an
dere bij het structuurbeleid regelmatig
aan de orde is gesteld. Daarnaast speel
de deze problematiek echter ook een rol
bij het monetaire beleid. De tegenvallen
de groei van de spaarmiddelen bij het
bankwezen bemoeilijkte immers de mo
netair neutrale financiering van de kre
dietverlening en droeg aldus bij tot een
zodanige expansie van het geldschep
pend bedrijf, dat de Nederlandsche
Bank begin dit jaar is overgegaan tot in
voering van een informele kredietbeper
king. Zo zijn we op dit gebied weer be
land in een situatie die enigszins verge
lijkbaar is met die van tien jaar geleden.
Intussen is er echter heel wat veranderd
op financieel-economisch terrein in
binnen- en buitenland. Aanvankelijk wa
ren dat zeker niet allemaal verbeterin
gen, maar allengs zijn we wat wijzer ge
worden en hebben we zoveel van onze
fouten geleerd, dat we de toekomst nu
weer met vertrouwen tegemoet kunnen
zien.
e verviervoudiging van de
aardolieprijs in 1973 en weer
een verdubbeling daarvan in
1979 brachten een enorme
HH; herverdeling van inkomen te
weeg ten gunste van de olie-
exporterende landen en ten
r koste van de westerse we
reld en de meeste ontwikkelingslanden.
De industrielanden viel daardoor twee
maal een economische recessie ten
deel en de getroffen ontwikkelingslan
den werden bedreigd met een substan
tiële verlaging van hun toch al geringe
Drs. A. J. A. M.
M Knijpers
ir i Hoofd Internationaal
V* v Onderzoek