Tien woelige jaren
if
De wereldeconomie heeft in de afgelopen tien jaren een stormachti
ge periode doorgemaakt. De internationale conjunctuur heeft sterke
golfbewegingen vertoond met een dieptepunt in het begin van de ja
ren tachtig. Deze terugval hing onder meer samen met de ontwikke
ling van de olieprijs, die in 1979/80 opnieuw een explosieve stijging
onderging, nadat het stof van de eerste oliecrisis in 1974 weer wat
was neergedwarreld. De verkrapping van de monetaire politiek in de
Verenigde Staten eind 1979, die was gericht op inflatiebestrijding,
heeft de produktiegroei eveneens afgeremd. Als gevolg van een en
ander gaf de wereldhandel in 1982 zelfs een volumedaling te zien,
terwijl de werkloosheid in de industriële wereld steeg tot een om
vang die sedert de jaren dertig niet meer was bereikt.
Onderscheiden dynamiek: Lardinois in 1978 benoemd tot 'Skipper of the Wortdwide Society
of Flying Dutchmanonder meer voor zijn verbreiding van de naam van Nederland in het bui
ten/and. Rechts drs. S Orlandini, president-directeur van de KLM.
it alles schiep een broeierig
klimaat, waarin het protecti-
onisme welig tierde en menig
- land met allerlei middelen
probeerde zijn eigen produk-
tie en handel zoveel mogelijk
=^_ïzzz te bevorderen ten koste van
r zijn concurrenten. De forse
schommelingen in de wisselkoersen
vormden daarbij een dankbaar doelwit
voor verwijten van ongeoorloofde mani
pulaties, waarbij nu eens de Verenigde
Staten, dan weer Japan en Europa de
tegenpartij beschuldigden, al naar ge
lang de hoogte of laagte van met name
de dollarkoers.
Intussen is de wereldeconomie weer in
een herstelfase beland, waarbij handel
en produktie opnieuw een volumegroei
vertonen en de werkloosheid begint af
te nemen. Tegelijkertijd is het inflatie
tempo gaandeweg teruggelopen en is
de prijsstijging hier en daar zelfs bijna
tot stilstand gekomen. Ook het niveau
van de lange rente is de laatste jaren ge
daald, althans nominaal, want als men
rekening houdt met de verminderde in
flatie is de zogenaamde reële rente nog
steeds zeer hoog.
De zwaarste klappen van het onweer in
de wereldeconomie kwamen weer te
recht bij de ontwikkelingslanden, vooral
de allerarmste in Afrika en die met de
grootste schulden in Latijns Amerika.
Daarbij bestond de vrees dat de schul
dencrisis tevens tot een bankencrisis
zou leiden. Ook dit ernstige probleem is
echter dank zij internationale samen
werking van alle betrokken partijen ont
daan van zijn acute gevaar, al is nog
steeds sprake van een immens
vraagstuk.
Ook de Europese Gemeenschap, waar
van het aantal lidstaten intussen is ver
dubbeld tot een dozijn, heeft zich uiter
aard niet kunnen onttrekken aan de
golfbeweging van de wereldeconomie.
Integendeel, de crisis bereikte hier zelfs
een zodanige omvang, dat men sprak
van Eurosclerose, aangezien men vrees
de dat de structuur van de Europese
economieën dermate was verstard en
verziekt, dat er tot het jaar 2000 nog
nauwelijks uitzicht op verbetering
bestond.
Intussen is ook hier gelukkig heel wat
ten goede gekeerd. Daarbij is tevens
sprake van een steeds meer naar elkaar
toegroeien van de economische ontwik
keling in de afzonderlijke landen. Onge
twijfeld heeft ook het Europese Mone
taire Stelsel hieraan een belangrijke bij
drage geleverd, doordat de wisselkoers
afspraak de deelnemers dwong hun be
leid op elkaar af te stemmen. Het suc
ces van deze monetaire samenwerking
in de EG heeft er zelfs mede toe geleid,
dat men nu ook op wereldvlak een zeke
re terugkeer kan waarnemen naar vaste
re wisselkoersafspraken tussen de drie
grote valutablokken. Voorwaar een re
den tot trots voor Europese staatslieden
zoals Schmidt en Giscard die de moed
hadden een dergelijke politieke stap te
zetten, waar hun monetaire deskundi
gen nog allerlei technische bezwaren en
twijfels koesterden. Dat gold ook voor
de ECU die als Europese geldeenheid in
de praktijk thans steeds meer opgeld
doet. Anderzijds moet echter worden
vastgesteld, dat de gemeenschappelijke
landbouwpolitiek aan zijn eigen succes
te gronde dreigt te gaan. De agrarische
Drs. A. M. Dierick
Adjunct-Directeur
Hoofd Stafgroep
Economisch Onderzoek